1637 ving zijn dienst te 's-Gravenhage als adjunct van den predikant Hibbaeus Magnus aan, waarop in 1639 zijn aanstelling als vast predikant van die gemeente volgde, welke hij diende tot zijn dood, den 14en Augustus 1674. Hij was gehuwd met een dochter van den Delftschen predikant Van der Linden, na wiens dood (1644) hij in diens plaats oblaten of ouwels leverde aan de Amsterdamsche gemeente.
Glaserus liet zich den 30en Juni 1636 te Leiden aan de Hoogeschool inschrijven; vermoedelijk had hij toen uitzicht op het beroep naar den Haag, misschien dat beroep reeds ontvangen, doch hij zal hoogstwaarschijnlijk op dien datum niet meer predikant der Zwolsche gemeente geweest zijn. Dat hij ook in later leeftijd de studie niet verwaarloosde, blijkt wel uit zijn hoofdwerk:
Catechesis theoretico-practica, dat is Eenvoudige verklaringe van de voornaemste hoofdstucken onses Catechismi, omhelsende de Practijcke des Christendoms, voorgestelt in vraagen en antwoorden ('s Hage 1667; 4e dr., Amst. 1724; 5e dr. Amst. 1729). Met dit werk van ruim 500 bladzijden heeft hij ‘in die dagen een groot nut gestigt en menigeen op de beoefening der Christelijke Zedeleer opmerkzaam gemaakt... Als een gewoon Vraag- of Leerboek is het al te omslagtig, en door de redenerende Antwoorden, die twee, drie en soms meer bladzijden beslaan, voor leerlingen ongeschikt. Doch als een leesboek of eene handleiding voor hen, die in zijn Catechismus-School reeds onderwezen waren, tot onderhouding en uitbreiding der verkregen Godsdienstkennis, heeft dit werk zijne bijzondere waarde’. Twee lofdichten, één in 't Latijn van den Haagschen predikant Schellhammer en één in het Nederlandsch van den uitgever J. Rammazeyn, zijn aan dit werk toegevoegd.
Voorts schreef hij de bovengenoemde
Catechismus-School, waarvan echter verder niets bekend is;
Over de aanvegtingen onder het gebed, uitgegeven te Amsterdam, waarvan twee drukken verschenen;
Davids boetvaerdigheyt, dat is een uytlegginge ende verklaeringe van de VII Boet-Psalmen in IX predicatien ('s Grav. 1655),
en vertaalde: J. Gerhard: Grondighe ende bescheydentlycke antwoordt op het papistische boecxken, ghenoemt morgen sterre, daer door een yder goet hertigh mensche tot kennisse der waerheyt haest ende lichtelyck komen kan (2e dr. Leyden 1658).
Zijn afbeelding, vervaardigd door A. Terwesten, ziet het licht.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Domela Nieuwenhuis en Schultz Jacobi, Bijdr., dl. I, blz. 51, 52, 104; III, 126; VI, 145-150. - Pont, N. Bijdr., dl. IV, blz. 134. - Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Ev. Luth. gem. te Amsterdam, blz. 90, 93, 101, 162. - ld., Gesch. Ev. Luth. gem. te 's Gravenhage, blz. 11-21. - Oud en Nieuw, dl. IV, blz. 109, 110, 122, 124, 125, 129. - Cat. Luth. Sem., nis 817, 1293. - V. Abkoude-Arrenberg, Naamreg., blz. 193, 194. - Alb. Stud. L.B., kol. 278. - Muller, Cat. v. Portr., no 1872.