[Henricus Geldorpius]
GELDORPIUS (Henricus), kleinzoon van den voorgaande en zoon van Gosuinus Geldorpius (zie boven), aanschouwde den 1en December 1600 te Sneek het levenslicht. Als candidaat deed hij in Februari 1625 intrede te Oostzaan, doch reeds in December van datzelfde jaar beriep hem de gemeente Leeuwarden in plaats van zijns vaders vriend Bogerman, die als voorzitter van de commissie voor de Bijbelvertaling in den Haag verblijf moest houden.
In het begin van 1626 werd Geldorpius te Leeuwarden bevestigd, maar arbeidde hier slechts enkele jaren, daar hij, na den 2en Juni 1628 te Amsterdam beroepen te zijn, aldaar den 9en October d.a.v. zijn ambt aanvaardde. Hij overleed te Amsterdam den 6en October 1652, en niet 12 October, gelijk te onrechte op zijn afbeelding vermeld staat, die naar C. de Pas door A. Sioertsma vervaardigd werd. Zijn echtgenoote Neeltje Pool is in 1655 te Amsterdam eene der diaconessen geworden.
Geldorpius heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt als ‘gedeputeerde tot de Indische Zaken’, waartoe hij den 12en April 1627 werd benoemd. Bovendien deed hij zich als dichter kennen door verscheidene bijschriften op de afbeeldingen van ambt- en tijdgenooten, maar vooral door zijn werk:
De Psalmen in rijm en dicht gestelt om gezongen te worden op veertich der gewoonlikke wijzen (Amst. 1644). Hierin had hij de 129 zangwijzen, waarop Dathenus' psalmen berijmd waren, tot veertig van de bekendste en gemakkelijkste teruggebracht en alle psalmen daarop berijmd. Verder gaf hij nog uit: |
De vijf voornaemste lijk-klachten ... gedaen op het afsterven van Rud. Petri (1649). |
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Frederiks en v.d. Branden, Biogr. Wdb., blz. 269. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., dl. III, kol. 448. - Romein, Pred. Friesland, blz. 18. - Van Troostenburg de Bruyn, Herv. K. in O.-Indië, blz. 114, 119, 477, 622. - Rogge, Cat. Pamfl. Rem. Bibl., 2e st., 1e afd., blz. 161. - Cat. Burgersd. en Niermans, blz. 775. - Muller, Cat. v. Portr., no 1816. - Boekzaal, Jaarg. 1739b, blz. 303.