in het Algemeen Woordenboek van kunsten en wetenschappen van G. Nieuwenhuis en werkte krachtig mede bij de samenstelling van den Grooten Bundel, ten gebruike bij de godsdienstoefeningen in de gemeente ‘de Zon’, waarin ongeveer 25 gezangen - en niet de minste! - van zijn hand voorkomen.
Als theoloog ‘heftig liberaal, voorstander van Christendom boven geloofsverdeeldheid’ (S. Cramer), is het oordeel van S. Muller, in de Vereenigde Gemeente zijn jongere ambtgenoot, over Van Gelder in dit opzicht zeer ongunstig: ‘Oude taalkennis was hem vreemd; en zijn boven alle beschrijving omslachtige en voorbeeldeloos slechte stijl maakte hem, bij zijn onbevallige voordracht, tot een weinig geliefd prediker. Ook bezat hij te weinige ontwikkeling en beschaving en was hij van alle theologische kennis zoozeer verstoken, dat hij voor het gehoor der gemeente van het Lam weinig paste.’ Terecht meent Cramer, dat dit scherpe oordeel beïnvloed werd door Muller's afkeer van vele toenmalige Doopsgezinde leeraren ‘die liefhebberden in politiek, in volksverheffing, in natuurkunde, intusschen de godgeleerdheid met alle bijbelstudie verwaarloosden en hunne gemeente met rustig hart lieten verloopen’ en dat daardoor zijn oordeel over Van Gelder niet rechtvaardig is. In Van Gelder's uitgegeven leerredenen, getiteld: Leerrede over Ps. 118:23-25, gehouden na de omwenteling, zo gelukkig als spoedig, in Amsteldam en andere steden en plaatsen van Holland, sedert 18 Januari 1795 daargesteld, aan het bijzonder bestuur der Voorzienigheid toegekend, nevens twee redevoeringen op bedestonden 15 Maart 1793 en 4 November 1794 (Amst. 1795), wordt echter het stichtelijk element vrijwel gemist en de eerste der drie door S. Cramer ‘grenzenloos vervelend’ geoordeeld. Voor de geschiedenis van zijn kerkgenootschap maakte Van Gelder zich verdienstelijk door de bewerking van een Naamlijst der Doopsgezinde gemeenten en leeraren in de Vereenigde Nederlanden ... opgemaakt en in orde gebracht voor den jare 1815 (Amst. 1815), waaraan hij, een lezenswaardig Voorbericht toevoegde. Bij
de oprichting der Algemeene Doopsgezinde Sociëteit in 1811 was Van Gelder één der eerste bestuurders.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., dl. I, blz. 506. - Blaupot ten Cate, Holland, dl. II, blz. 110, 181, 189. - Knuttel, Bibl. v. Kerkg., blz. 231. - Doopsgez. Bijdr., Jaarg. 1865, blz. 84-93; 1898, 2, 8, 12-14, 16, 17, 22-26, 30-32, 37, 47.