[Jacob Gargon]
GARGON (Jacob), zoon van Petrus Mattheus Gargon (zie beneden) en van Geertruid van der Stelling, is den 12en September 1728 te Hulst geboren. Van 1740-1744 was hij te Middelburg, daarna nog twee jaar te Vlissingen op de Latijnsche school en werd in 1746 student te Utrecht, waar zijn naam echter niet in het Album Stud. voorkomt. Den 5en November 1750 tot proponent bevorderd ontving hij eerst 4 December 1752 een beroep naar 's-Gravenpolder, waar hij den 8en April 1753 bevestigd werd, nadat hij den 7en Maart van dat jaar gehuwd was met Constantia de Cliever. Toen zij den 2en Augustus 1766 on 39jarigen leeftijd overleed, wilde hij van standplaats verwisselen, dacht eerst erover, naar Batavia te gaan, maar toen een Hollandsch predikant te St.-Petersburg gevraagd werd, bood hij zich daarvoor aan en ontving het beroep. Den 22en Juli 1770 predikte hij te 's-Gravenpolder afscheid en verbond zich den 23en September d.a.v aan zijn nieuwe gemeente. In de Boekzaal staan in de eerste jaren daarna telkens berichten opgenomen van zijn jubelpreeken op nationale feestdagen, zooals ter herdenking van keizerin Catharina's troonsbestijging, haar verjaardag, gewonnen veldslagen enz. Het gering aantal lidmaten der gemeente en vooral redenen van gezondheid deden Gargon besluiten, na afloop van zijn verbintenis, die voor vijf jaar was gesloten, den 7en November 1774 ontslag te vragen, dat hem met loffelijk getuigenis omtrent zijn dienst verleend werd, waarop hij 3 Mei 1775 afscheid preekte en den 8en Juli in 't vaderland terugkwam. Van 24 December 1775 tot 24 Juli 1776 stond hij te Utrecht Ds. Engel, die wegens zwakte den dienst niet kon waarnemen, als adjunct bij, maar bood zich daarna aan als vast predikant te Berbice, waartoe hij benoemd werd, nadat hij
den 11en Augustus 1776 was hertrouwd met Wilhelmina van Vloten. Den 5en Januari 1777 deed hij zijn intrede aan het Fort Nassau, doch schijnt reeds in 1782 overleden te zijn.
Gedurende zijn verblijf te Rio-Berbice schreef hij een Historisch berigt van de opkomst, lotgevallen en hedendaagschen toestand der Gereformeerde, bijzonder der Hollandsche, gemeenten, te Moscou, Archangel, Wologda, Jaroslov, Nizneï-Novogorod, St. Petersburg, Riga en bij sommige Colonisten in het Russische Keizerrijk, dat door Prof. N.C. Kist in zijn geheel is uitgegeven in het Nieuw Archief voor Kerkgeschiedenis, dl. I, blz. 7-83. Voor de geschiedenis der Nederlandsche gemeenten in Rusland in vroeger dagen is dit een hoogst belangrijke bijdrage. Veel daarvan zou, zooals de schrijver zegt, ‘buiten mij, in de asch der vergetelheid zijn begraven geworden.’
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Molhuysen en Blok, N. Biogr.