[Vincentius Frisius]
FRISIUS (Vincentius), waarschijnlijk naar zijn geboorteland aldus genoemd, wordt (Boekzaal, Jaarg. 1773a, blz. 194) uitdrukkelijk als één der Nederlanders vermeld, die in Oost-Friesland den Evangeliedienst hebben waargenomen. Weinige levensbijzonderheden zijn van hem bekend. In 1554 kwam hij van Freepsum bij Emden naar Norden, waar hij, ‘gezond in de leer en van godzaligen wandel’, als hulp aan Maarten Micron werd toegevoegd. Van den 17en tot den 19en Februari 1556 stond hij, met Petrus Delenus en Van Wingen, Micron bij in een twistgesprek met den Mennoniet Adolph Spegelmaker en beproefde in Mei van datzelfde jaar met Micron tevergeefs een dergelijk dispuut te houden met den bekenden rondreizenden oudste Leenaert Bouwens, die zich echter daaraan onttrok, wijl hij het raadzamer achtte, dat de overheid van zijn verblijfplaats onkundig bleef. Den 27en September 1556 overleed Frisius te Norden, waarna zijn plaats door twee ambtgenooten, Fedde Hommius en Albertus Holtmannus, werd ingenomen.
Hij is bekend door het aandeel, dat hij gehad heeft in de vertaling van het Nieuwe Testament, door Utenhove en anderen bewerkt, die in 1556 te Emden bij Gilles van der Erven (Gellium Ctematium) is uitgegeven; Meiners althans vermeldt zijn naam onder de medewerkers, terwijl Lelong en Pijper (Jan Utenhove, blz. 118 v.v.) hem niet noemen.
Bovendien schreef hij met Micron: Ein kort Underricht vor den Eentfoldigen Christen, De Desz Heren Hillich Aventmahl werdiglycken willen geneten. In Frage Unde Antwoerdt Uth der hilligen Schrift vervatet Dorch Mart: Mycronium, Unde Vincentium Phrisium, Deners der Gemeine Christi tho Norden. Gedruckt na het Original van 1554, den 8 Decembr. Een herdruk van dit werkje is opgenomen achter G. Outhof's Waerschouwing aen alle Christenen ter bereidinge tegen de noch aenstaende en haest naderende allerzwaerste verdrukkinge. Uit Openb. III:11. Nevens deszelfs geschiedeniskundigh bericht van de Kerkvorming in Zwitzerland, Duitschlant, en in Oostvrieslant, en betooninge hoe Emden was een schuilplaats der Vluchtelingen enz. (Emden 1723). Het werkje zelf is een handleiding tot zelfonderzoek voor hen, die ten Avondmaal willen gaan en geconcipiëerd naar de Korte Ondersoeckinge des Gheloofs, die in de Londensche gemeente in gebruik was. Echter wordt in het Kort Underricht uitvoeriger over het Avondmaal gehandeld.