zaam bleef. In 1786 namen Gecommitteerde Raden het besluit, op hem en Petrus Nieuwland een wakend oog te houden, omdat men hen verdacht, van den kansel den oproerigen geest onder het volk te hebben bevorderd, welk besluit na de omwenteling buiten werking werd gesteld, met kennisgeving, dat zij van de schandvlek, daardoor op hen geworpen, gezuiverd waren.
Den 4en November 1809 overleed Frieswijk algemeen geacht, daar hij ‘met uitgebreiden zegen volijverig gearbeid heeft’, terwijl ‘allen, die de vruchten zijner bediening smaakten, erkennen met dankbaarheid, dat zijn arbeid niet ijdel was in den Heere.’ Hij is eerst gehuwd geweest met Jonkvr. Isabella Allegonda Vegelin van Claerbergen, die in 1769 overleed, en daarna met Maria Adriana van Alphen, weduwe van J.C. van den Broek, Burgemeester en raad van Zierikzee, gestorven in 1807.
Theologische werken heeft Frieswijk niet geschreven. Wel was hij lid van het genootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ en in de werken van dat Genootschap (dl. V, blz. 174) komt een vertaling van De gewekte min, door de la Motte, van zijn hand voor.
Er bestaat een afbeelding van hem, door Bolomey vervaardigd, en één door Schmidt geschilderd en door M. de Sallieth gegraveerd, met het volgende bijschrift van den dichter Johan van Hoogstraten:
In Frieswijk schetst de kunst den braafsten menschenvrind,
Die, warsch van huichlaarij en schuw van broedertwisten,
Aan God en Land getrouw, Oranje en Vrijheid mint:
Een schrandren Bijbeltolk en onbesproken Christen;
De Haagsche Kerkbruid zag 's Mans beeld - bleef spraakloos staan,
Zij drukte 't aan heur borst - en stortte een heete traan.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Romein, Pred. Friesland, blz. 35, 36, 76. - De Bie, Hofstede, blz. LXXXII, LXXXIII, LXXXVI, XCI, XCII. - Cat. Burgersdijk & Niermans, blz. 774, no. 293, 294. - Boekzaal, Jaarg. 1753b, blz. 240; 1754a, 349, 599, 600; 1763a, 387, 388, 643; 1765a, 810; 1765b, 106, 108, 249, 405; 1766b, 360, 485, 609, 615; 1772a, 732; 1772b, 382, 524; 1809b, 574.