Omdat de opkomst bij de godsdienstoefeningen des namiddags talrijker was dan des voormiddags, zag Freyer ook niet ertegen op, van den gewonen regel af te wijken en in den winter niet des voor-, maar des namiddags te preeken. Sinds 1829 werd hij door een keelziekte verhinderd, zijn dienstwerk waar te nemen, zoodat de proponent Schultz Jacobi hem moest vervangen, tot hij den 13en Mei 1831 te Leeuwarden aan zijn ziekte bezweek.
Behalve bovengenoemde leerrede zagen naamloos van hem het licht: Een vertaling van H. Zschokke, Geschiedkundig tafereel van den tegenwoordigen toestand des Christendoms over den geheelen aardbodem. Uit het Hoogd., met Aanmerkingen van G.H.M. Delprat (Fran. 1823).
De godsdienst naar den Bijbel. (Leeuw. 1827).
Bovendien liet hij in handschrift na: Een beknopt verhaal van de opkomst en bloei der Ev. Luth. Gemeente te Leeuwarden, dat door zijn opvolger Ds. H. Schutte, gebruikt werd bij zijn artikel over De Luthersche gemeente te Leeuwarden, in deel V der Bijdragen tot de Geschiedenis der Evangelisch-Luthersche kerk in de Nederlanden (blz. 185-204).
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 386. - Oud en Nieuw, dl. I, blz. 146, 201; dl. V, blz. 181, 195. - Bijdr. Gesch. Luth. kerk, dl. V, blz. 185, 200-203, 222; dl. VI, blz. 78.