moet verschenen zijn. Van dit werk wordt getuigd, dat het ‘zo wel zeer nuttig is voor Studenten, Proponenten en jonge Predikanten, om er een betamelijk gebruik van te konnen maken; als voor gemeene, om bij zich zelven in de kennis der Waarheid, die naar de Godtzaligheid is te vorderen, en bij anderen daar uit tot onderlinge stigting te spreken.’ In het tweede deel bevindt zich een levensbeschrijving van de Frein door zijn schoonzoon en opvolger te Middelburg, W. Huygens.
Verder zag van hem het licht:
Het zalig Uiteinde der Rechtvaerdigen, weldadigen, opregten, voor de Oordeelen binnen: Dog bij de Genadelooze niet opgemerkt, Lijkreden uyt Jesaia LVII vrs. I op de doodt van J. Plancius (Middelb. 1723). In 1725 werd het te Amsterdam weder uitgegeven, tegelijk met:
Ongelukkige Staet der Godtloozen zonder Vrede in dit leven, in haer doot, en in de Eeuwigheit, over Jes. 48:22. |
Een strijdende Heilige in de Wapenen tegen den Satan, deszelfs listige omleidingen en vurige Pijlen, of een Verhandeling van Ephes. VI:10-18, 2 dln. (Middelb. 1724, 3e dr. Dordr. 1737). |
Zestal oefeningen over de geboorte, de godheid en het zoonschap van onzen Heer Jezus Christus (1738). |
Negental oefeningen over de geboorte en het lijden van den Heer Jezus Christus, in drie stukken. |
In het begin van den tijd der Afscheiding, misschien in verband met het echt-Gereformeerde in de Frein's werken, is de Amsterdamsche uitgever den Ouden tot een herdruk van sommige zijner werken overgegaan. Toen zijn namelijk van hem uitgegeven:
Een bijna en een waar Christen geschetst (Amst. en den Haag, 1836). |
Negental oefeningen over verschillende onderwerpen, 3 stukken (Amst. en Leiden, 1838). |
Zestal oefeningen over de Geboorte, de Godheid en het Zoonschap van onzen Heer Jezus Christus, 2 stukken (Amst. 1838), |
terwijl V.d. Aa bovendien nog vermeldt: Drietal oefeningen over het lijden des Heeren (1838) en Drietal oefeningen over de godheid van Christus (1838), misschien echter reeds onder het tevoren genoemde Zestal of Negental begrepen. |
Vijf malen is de Frein gehuwd geweest. Vooreerst met Johanna Munnink, waarmede hij den 24en Augustus 1700 in den echt werd verbonden, doch die reeds in 1701 overleed. Daarna in 1702 met Susanna van der Poele, weduwe van Jacob Munnink, gestorven in 1713. Verder den 2en Januari 1714 met Sara Fruytier, zuster van Jacobus (zie beneden), overleden in 1718. Vervolgens den 15en Augustus 1719 met Johanna Maria van Dusseldorp, die hem den 17en October 1740 ontviel en eindelijk den 1en Juli 1743 met Anna Boursse.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Nagtglas, Levensber., dl. I, blz. 231. - Knappert, Het Zedelijk leven onzer Vaderen in de 18e eeuw, blz. 68. - Alb. Stud. L.B., kol. 729. - Soermans, Pred. Zd.-Holl., blz. 46. - Hs. Borger, i.v. - v. Abcoude en Arrenberg, Naamreg., blz. 179. - Alph. Naaml. 1790-1832, blz. 211. - Cat. Burgersdijk & Niermans, no. 4940. - Cat. Doopsgez. Bibl., dl. I, blz. 353. - Cat. Letterk., dl. II, kol. 942. - Catalogue de la Bibliothèque