Van Francken zijn alleen eenige gedichten gedrukt, waarvan enkele geplaatst zijn vóór de werken zijner tijdgenooten, andere in Het Verheerlijkt Nederland en in het Swart tooneelgordijn, vertoonende de Lauwerbladen, gestrooit op 't graf van de Heeren Cornelis en Johannes de Witt. Echter liet hij ook een aantal aanteekeningen na, waarvan zijn zoon Aegidius gebruik maakte bij het samenstellen van zijn werk Het heylig Offerlam en die door dezen worden genoemd: een schatkist, waarin hij gevonden heeft wat somwijlen te vergeefs elders gezocht wordt, zoodat zij ‘die zijnen Vader over het Lijden des Heilandts hebben horen preken, en lust hebben, zijn werk te doorbladeren, hem daer in noch na zijne doot gedurig zullen konnen horen spreken.’
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Glasius, Godg. Ned., i.v. Aegidius Francken. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb., dl. III, kol. 414. - Knappert, Gesch. N.H.K., dl. I, blz. 209, 210. - Schotel, Kerkel. Dordr., dl. I, blz. 496, 541; dl. II, blz. 770. - Witsen Gijsbeek, Woordenb. van Ned. dichters, dl. II, blz. 163. - Arch. K.G., dl. XVIII, blz. 168, 169. - Knuttel, Acta, dl. IV, blz. 280, 515, 557, 560, 590; dl. V, blz. 174, 310, 348, 420, 544. - Veeris - De Paauw, Pred. Nd.-Holl., blz. 73. - Soermans, Pred. Zd.-Holl., bl. 4, 6. - de Jong, Vervolg van Soermans' Pred. v. Zd.-Holl., blz. 4. - Brans, Pred. Zd.-Holl., blz. 1, 5. - Van Alphen, N. Kerk Handb., Jaarg. 1908, Bijl., blz. 150. - Boekzaal, Jaarg. 1732a, blz. 292.