leggen. Spoedig daarop vertrok hij naar Gouda, waar hij den 29en Juli 1742 intrede deed en tot Januari 1775 werkzaam bleef. Na slechts een jaar rusttijd is hij in Januari 1776 overleden. Hij was in Augustus 1739 gehuwd met Susanna de Hartogh, geboren te Leiden en wonende te Vlissingen, waarschijnlijk een dochter van den Lutherschen predikant Jasper de Hartogh en zuster van Theodoor bovengenoemd.
Fischer heeft een verhaal van den tocht der Salzburgers opgeschreven en aan zijn vader gezonden, die het uitgaf onder den uitvoerigen titel:
Reisebeschreibung der Saltzburg-Durnberger Emigranten, die um des Bekäntnisses der Christlichen Evangelii willen ihr Vaterland verlassen, Haab und Güter, Hausz und Hoff, viele auch Eltern, Geschwister und Freunde mit dem Rücken angesehen, und ihre beschwerliche Winterreise unter mancherley Verfolgung und Smach mit Göttl. Beystand nach Holland angetreten, zu Regensburg, Nurnberg, Franckfurth und anderen vielen Orten geistlich und leiblich erquicket und von denen Hochmögenden Herren General Staaten in die Flandrische Insel Cadsand gnädig aufgenommen werden, von dero vocirten und ordinirten Prediger und Seelsorger Johann Gottlob Fischern, kürzlich aufgezeichnet, übersendet und auf Begehren zum öffentlichen Preisz Gottes nebst einigen Anmerckungen dem Druck überlassen durch dessen Vater Johann Gottfried Fischern, Pfarrern zu Grieffstadt in Thüringen (Leipzig 1734).
Dit weinig bekende geschrift, in het bezit van Ds. J.N. Pattist, Ned. Herv. predikant te Aardenburg, is gebonden achter de minder zeldzame Ausführliche Historie derer Emigranten oder Vertriebenen Lutheraner aus dem Ertzbiszthum Saltzburg (3e aufl., Leipzig 1733), door I. Lelong vertaald als Gedenkwaardig en uytvoerig historisch verhaal van de verdreven ballingen uyt het aartsbisdom van Saltzburg (Amst. 1733). In het exemplaar van Ds. Pattist is nog achter de Reisbeschrijving gevoegd een Glückwunsch zum Geistlichen Perlenfang und Menschenfischerey in Holland. Denen lieben Christ-Evangelischen Saltzburg-Durnberger Emigranten und dero vocirten und ordinirten Reise-Prediger, jetzo Pfarrern in der Halb-Insel Cadsand zu Gröda (Groede) Johann Gottlob Fischern, Seinem lieben Sohn, nebst väterlichem Trost, Segen und Ermahnung, historisch beschrieben und übersendet von Johann Gottfried Fischern, Pfarrern zu Grieffstädt in Thüringen.
Fischer bezorgde verder de vertaling der laatste drie stukken van Martinus Lutherus: Volkome Kerkpostil (Leyden 1746, 1755 en 1774), waarvan het eerste stuk is vertaald door J.W. Martini, Luthersch predikant te Woerden.
Litteratuur: Bijdr. Gesch. Luth. kerk, dl. V, blz. 130-133, 137, 139, 140, 144-148; dl. VII, blz. 47. - Naamrol, i.v. - Schultz Jacobi, Gesch. der Ev. Luth. gem. te Rotterdam, blz. 290. - Knappert, Gesch. N.H.K., dl. II, blz. 52. - Ypey en Dermout, Gesch. N.H.K., dl. III, blz. 387, Aant. blz. 196. - Hs. Borger, i.v. - Boekzaal, Jaarg. 1774b, blz. 487.