[Herman Ferrée]
FERRÉE (Herman), geboren te Groningen den 22en Augustus 1725, bezocht aldaar de Latijnsche school en de Academie, waar hij den 4en Juli 1743 werd ingeschreven, en werd den 7en September 1751 (niet 1752, gelijk v.d. Aa abusievelijk vermeldt) proponent bij de classis Middelstum. Tot den 23en Februari 1756 heeft hij ‘op de Markt ledig gestaan’, toen hij namelijk een beroep ontving naar Dreischor, waar hij den 9en Mei 1756 bevestigd werd. Juist 19 jaar daarna, 9 Mei 1775, overleed Ferrée aldaar aan de tering.
Reeds als student gaf hij in 't licht: De maagt van Groningen door de Intredt van S. Hoogvorst. Doorl. Willem Carel Hendrik Friso ... verheerlijkt, als Hoogst Gemelde zijn Erffelijk Steede-houderschap Hoogstatig aanvaarde, den 22 van Slagtmaand 1749 (Gron. 1749), een gedicht van 24 coupletten, gevolgd door een Klinkdigt op hetzelve van P.J.G. stud.
Na zijn dood verscheen van zijn hand: Verklaring van den Heidelbergschen Catechismus in 54 predikatiën, uitgegeven en met aanmerkingen verrijkt door C. Brinkman, pred. te Dirksland (Utr. 1787), 4 dln. Een nieuwe druk van dit werk werd in 1865-74 te Groningen uitgegeven, met een voorrede van Ds. J.H. Gravenstein en Ds. H. Renting.
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. - Alb. Stud. Gron., kol. 195. - Boekzaal, Jaarg. 1751b, blz. 362; 1756a, 548, 549, 802, 803; 1775a, 620. Cat. Letterk., dl. I, kol. 455.