[Hendrik Jacobus Eijkmans]
Eijkmans (Hendrik Jacobus) zag het levenslicht te Rotterdam in 1787, en werd, na in zijn geboortestad het noodige voorbereidend onderricht te hebben genoten, den 19den September 1805 te Utrecht als student in de Godgeleerdheid ingeschreven, daartoe in staat gesteld door ‘eenige menschenvrienden’. Praeparatoir geëxamineerd in de Classis van Amersfoort den 22sten Augustus 1810, werd hij in December beroepen te Maartensdijk, en hier, na den 9den Januari 1811 peremptoir te zijn onderzocht, den 27sten bevestigd door professor G. van Oort uit Utrecht met 2 Cor. III:5b. Hij aanvaardde zijn bediening, met een intreerede naar aanleiding van 2 Cor. XII:9. Na achtereenvolgens bedankt te hebben voor beroepingen naar Stolwijk, Leerdam en Leksmond, nam hij die naar Alblasserdam aan (ber. den 16den Febr. 1816), en aanvaardde hier zijn dienstwerk (hij preekte afscheid den 16den Juni met Eph. III:20, 21) den 30sten Juni. Als zijn bevestiger trad op de Rotterdamsche predikant J.P. Sprenger van Eijk, sprekende over Lucas VIII:11b. Eijkmans verbond zich aan deze zijn tweede gemeente met 2 Cor. I:21. De derde gemeente, die door hem bediend werd, was Maasland (afscheid te Alblasserdam den 18den Maart 1821 met Rom. XVI:25-27). Ook nu weer trad als bevestiger op zijn Rotterdamsche vriend Sprenger van Eijk met Johs. IV:35-38. Hij deed intree den 1sten April, predikend over Eph. II:22). Den 28sten Oct. 1824 overleed hij aldaar, ruim 37 jaar oud. Hij was zeer bemind en ijverig werkzaam in de Gemeenten, waarin hij had gearbeid.
Van hem zag het licht:
Gods Genade over Nederland gehuldigd, na zijn hoogst gedenkwaardige en verpligtende beveiliging voor dreigenden watersnood. In de eerste maand van het jaar 1821. Dordrecht. 1821. 8o. |
Hij schreef, zestien jaar oud een lijkzang op Petrus Hofstede, die den 27sten Nov. 1803 gestorven was. (Zie: Bundel van Lijk-Gezangen ter nagedachtenis van den Hoogeerw. Hooggel. Heere Petrus Hofstede, uitgegeven door J. Scharp, Rott. 1804, blz. 103-106.)
Litteratuur: Alb. Stud. Acad. Rheno Traj. kol. 200. - Boekzaal 1824b, blz. 646-648; 673. - v. Alphen, N.K. Handb., jrg. 1907, Bijl. Q, blz. 101, 134; jrg. 1910, Bijl. S, blz. 160. - Catal. der Bibl. v.d. Maatsch. der Ned. Lett. te Leiden, II, kol. 240.