men te hebben den 12den December met Johannes 3:7, den 25sten December met 1 Timoth. 1:15, na bevestiging met Johannes 21:15 door Bern. Bruining, predikant te Alblasserdam. Te Papendrecht is Elikink gebleven tot zijn dood, den 21sten Juli 1767. Hij was in deze gemeente hoog geacht.
Van hem zag in 1749 te Dordrecht het licht:
Samenstel van Goddelyke Waarheden, volgens de Lere der Gereformeerde Kerke; geschikt ten dienste der Waarheit, die naar de Godzaligheit is. Nevens een kort begrip van hetzelfde samenstel. |
Ook schreef hij Stichtelijke gezangen, die van muziek voorzien, in 1769 uitkwamen. Ook komen ‘niet onverdienstelijke stukjes van hem voor in de Proeve van Zedepoëzy, een bundel in 1755 te Dordrecht uitgegeven door het genootschap Concordia et Labore, waarvan Elikink lid was. In zijn Kerkelijk Dordrecht, dl. II, blz. 402, zegt Schotel, aanteekening 6; ‘De Heer van Dam van Noordeloos bezit van hem een brief, get. Papendrecht, 25 Junij 1756, aan Mr. P. Boddaert, te Middelburg, waaruit blijkt dat hij toen reeds getracht heeft de Psalmen van Datheen buiten te werpen, hetgeen echter nog niet gunstig werd opgenomen’. Voor de Stichtelijke gezangen, enz. door Rutger Schutte, predt. te Amsterdam, 1ste dl. 1762, vindt men ook een lofgedicht (behalve dit, van andere dichters en dichteressen; nog een zestal ‘fraaije en uitmuntende lofgedichten’) van Elikink, terwijl men in de Boekzaal b van 1759 op blz. 419-420 een grafschrift vindt door hem gemaakt op het afsterven den 24sten Augustus van laatstgenoemd jaar van Albertus Alting, predikant te Sliedrecht.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. V, blz. 90-91 (Uitgebreid). De bibliotheek van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde (cf. Catalogus, enz. 1ste dl. Handschriften, blz. 54) is in het bezit van een handschrift, waarin o.m. ook levensbijzonderheden voorkomen van Elikink.