[Nanningius Egges]
Egges (Nanningius) aanschouwde het levenslicht te Schagen den 5den Maart 1716 als zoon van Petrus, predikant aldaar. Den 17den September 1734 werd hij ingeschreven als student in de godgeleerdheid te Leiden (cf. Alb. stud. kol. 952) en den 26sten September 1738 zag hij zich toegelaten als proponent. Beroepen te Haringhuizen den 28sten December 1738, werd hij er den 26sten April 1739 bevestigd. Met onbezweken ijver en trouw heeft hij bij voortduring deze gemeente gediend tot den 16den Februari 1765 toen hij stierf. De lijkrede op hem werd uitgesproken door ds. A. Koning uit Schagen naar aanleiding van Psalm 90:3-6.
Van hem zag het licht: de gangen Gods, die de Heere gehouden heeft van de moeder beloften af, met zijn oude Volk, door den gantschen dag des O.T. en beloofd te zullen houden tot op deeze onze dagen, tot troost van Jacobs nageslagt, kortelijk nagespeurd in het H. Bijbelwoord. Amst. 1758.
De gangen Gods van Hemel en aarde nader nagespeurd, bestaande in een beschouwing van het Beeld van Nebukadnezar, koning van Babel, in een nagtgezigte vertoond, in zich begrijpende de dingen die hierna gebeuren zouden, tot op deeze onze dage. En getoond dat de zeven Zegelen, Bazuinen en Phiolen, in de Openbaaring vermeld, niet alleen hieraan verbonden zijn, maar ook de verbreeking van dat Beeld, volkomen in zich begrijpen, en dies de Openbaaringe van Johannes, in verband van zaaken nagespeurd van Cap. VI tot XIX. Amsterd. 1760.
Litteratuur v.d. Aa; dl. V, blz. 44 (Uitgebreid.)