[Henricus Duysendpond]
Duysendpond (Duysendpont, Duysentpont) (Henricus) werd geboren den 25sten Februari 1667 te Zuiderwoude (waar zijn vader van 1653 tot zijn overlijden den 23sten Mei 1686 predikant was). Hij studeerde vermoedelijk aan de Hoogeschool te Amsterdam (in het Alb. Stud. aldaar komt zijn naam niet voor). Als proponent in 1691 beroepen te Oost en West-Blokker, werd hij in datzelfde jaar aldaar bevestigd. In 1715 legde hij aldaar zijne bediening neder. Hij vertrok in 1717 voor de Kamer van Hoorn als predikant met het schip ‘Het Huys de Vlotter’ naar O.-Indië. Hij overleed op reis daarheen in het begin van 1718. Zijn zinspreuk was ‘Houd deugd en pligten.’
Hij was gehuwd met E. de Vicq.
Hij beoefende de dichtkunst, zooals blijkt uit de eerste twee zijner hieronder genoemde geschriften:
Blockers speeluuren. Synde een korte uytbreydinge, over eenige uitgelesene Bibel stoffen, in nederduytsche sangmaat nedergesteld. Enkhuizen. 1702. 4o. 2de dr. 1752. 4o. |
|
Zegen en Af-scheidts-Wensch aan de Edele en Grootmagtige Heeren, de H.H. Bewinthebberen v.d. O.I.-Maatsch., ter Kamer van Hoorn. Mitsgaders de Eerw. en godtvrucht-lievende Heeren, de Bedienaren des H. Ev., in de waere Kerke onses enigsten Heyland en Zaligmaker J.C. En vervolgens aan alle en een yder, die de Heere Jesus lief hebben, in onverdervelykheyt. Hoorn. 4o. |
|
Eerste Predicatiën der Bethlehemitische Herderen. 12o. |
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - De Navorscher. XXXVI (1886), blz. 593. - C.A.L.v. Troostenburg de Bruyn, De Herv. Kerk in N.O. Indië ond. de O.I. Comp. (1602-1795), blz. 10, 295, 601. - Dez., Biogr. Woordenb. v. O.I. pred., blz. 122. - Veeris (verv. o. de Paauw), Vern. Kerk. Alphab. v..... N. Holl., blz. 62. - v. Alphen, N.K. Handb. Jrg. 1908, Bijl. P, blz. 134. - v.d. Aa e.a., N. Biogr., Anthol. en Crit. Woordenb. v. Ned. Dichters. II, blz. 59, 60. - v. Abkoude, Naam-reg. v. Ned. Boeken. Dl. I, st. I, blz. 96; st. III, blz. 65; st. V, blz. 40. - Catal. der Biel. v.d. Maatsch. der Ned. Lett. te Leiden. I, kol. 260, 582. - Boekzaal. Jrg. 1725b, blz. 487. - Fr. Muller, 2de Catal. v. Indië, Juli 1858, 4o. blz. 5, No. 173.