[Lambertus Dibbits]
Dibbits (Lambertus) werd den 20sten April 1796 te Amersfoort geboren als oudste zoon uit het huwelijk van Jan Elbert Dibbits en Hendrika Janssen van Gelkenhorst. Den 14den Januari 1813 werd hij ingeschreven als student in de Theologie aan de Utrechtsche Universiteit, waar hij het onderwijs volgde van mannen als van Heusde, Heringa e.a. In 1818 werd het door hem ingezonden antwoord op een academische prijsvraag, door de Litterarische Faculteit der Utrechtsche Universiteit met den gouden eerepenning bekroond en opgenomen in de Annales van 1817-1818. In datzelfde jaar legde hij zijn doctoraal examen af met gunstig gevolg. Tot eene promotie kwam het niet; wèl werd hij den 7den Oct. 1818 door het Prov. Kerkbestuur van Utrecht bevorderd tot proponent. In Maart 1819 volgde de beroeping naar Voorthuizen, die hij aannam. Den 11den Juli d.a.v. deed hij er intrede (met 2 Cor. V:20a), na bevestigd te zijn door Ds. P.J. Laan, predikant te Amersfoort (met Matth. XIII:52). Na verschillende beroepingen te hebben afgewezen nam hij die naar Schiedam aan, waar hij den 5den Oct. 1823 intrede deed (met 2 Cor. XII:9a), na bevestiging door zijn jongsten ambtgenoot aldaar, Ds. H. Fangman (met 1 Cor. XIII:9a); den 21sten Sept. had hij afscheid genomen te Voorthuizen (met Rom. VIII:38, 39). Zijn derde en laatste gemeente was Utrecht, waar hij den 7den Nov. 1830 bevestigd werd door Dr. H.E. Vinke, later hoogleeraar, toen nog predikant aldaar (met Jes. XL:1); Woensdag d.a.v. 10 Nov. hield hij zijn intreerede over 1 Cor. III:5-7; den 31sten October had hij afscheid gepredikt te Schiedam over Openb. XIV:6m.
Hij overleed te Utrecht als dienstdoend predikant, hoewel door ingewandslijden al een paar jaar ondermijnd, toch nog onverwachts in den slaap den 1en Juni 1855.
Zijn preekmethode was populair. ‘Hij was afkeerig van al wat naar pralerij of gemaaktheid zweemde’. Hieraan is het wel, licht toe te schrijven, dat hij niet altijd zijn uitspraak en voordracht beheerschte. Vooral daarom volgden velen zijne prediking niet. Toch had deze zooveel goeds, dat Prof. Heringa, in wiens school Dibbits gevormd was, en die evenals Pareau merkbaren invloed op hem had gehad, den studenten in de Godgeleerdheid eens den raad gaf, om wilden ze goed en degelijk leeren prediken, Dibbits te gaan hooren. Meer dan één kerkelijke functie werd hem opgedragen; hij was lid van het Classicaal Bestuur, trad als secundus meermalen op inplaats van den secretaris van het Prov. Kerkbestuur van Utrecht; voorts nam hij in 1852 en '53 deel aan de werkzaamheden der Synodale Commissie, ook toen deze den bekenden herderlijken brief opstelde om te waarschuwen tegen overdrijving der Aprilbeweging. Voorts was hij volijverig bestuurder van het Ned. Zendelinggenootschap, lid van het Prov. Utrechtsch en van het Prov. N. Brabantsch Genootschap; meermalen voorzitter der Utrechtsche afdeeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.
Hij bezat een uitgebreide kennis niet alleen op het gebied der Theologie, maar