Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Jacobus de David]David (Jacobus de) werd den 21sten Februari 1643 op zestienjarigen leeftijd ingeschreven als student in de Philosophie aan de Academie te Leiden. Later studeerde hij in de Theologie te Groningen; hij werd aldaar ingeschreven den 17den Maart 1647; achter zijn naam staat vermeld ‘Catvicensis’Ga naar voetnoot1). Vóór zijn vertrek uit Leiden hield hij in 1646 onder presidium van Jacobus Revius, Regent van het Staten-College aldaar, eene disputatio De Versione Graeca Veteris Testamenti. Tot proponent bevorderd, werd hij in 1650 beroepen te Zuidlaren, waar hij den 16den Maart 1651 zijn ambt aanvaardde. Nog in datzelfde jaar nam bij | |
[pagina 404]
| |
eene beroeping naar Steenwijk aan. Den 6den November ontsloeg de Classis hem voorwaardelijk. In Januari 1652 werd hem door de Synode het aanvankelijk verleend ontslag toegestaan, waarbij tevens de bepaling werd gemaakt, dat voortaan geen predikant in Drente binnen den tijd van twee jaren van zijne standplaats zou mogen vertrekken, dan met toestemming der Synode. Als correspondent van Overijssel was hij tegenwoordig op de Particuliere Synoden van Z.-Holland te Delft (9-25 Juli 1657) en te Gorinchem (5-15 Juli 1661). Te Steenwijk is de David gebleven tot zijn dood in 1672. Een van de zoons van Prof. H. Alting, de Hoogleeraar Jacobus Alting, beklaagde er zich over dat eenige van zijns vaders werken buiten zijn medeweten zeer slordig werden uitgegeven, o.a. door J. de David. Deze deed zich voorts kennen als vrij vloeiend dichter. door zijn lofdicht op de Sondekraem ter bekeerde Salicheyd van D.V. Baard.
Litteratuur: v.d. Aa, a.w.i.v. - Album Stud. Acad. Lugd. Bat., kol. 338. - T.A. Romein, De Herv. predikanten van Drenthe, blz. 137. - A. Moonen, Naamketen der Predikanten, van de Herv. der Kerken aen. tot het jaar 1709 toe, ond. de vier Cl. v.h. Overyss. Synode, blz. 49. - v. Alphen, N.K. Handb., jrg. 1912, Bijl. S, blz. 152. - W.P.C. Knuttel, Acte der Partic. Syn. v. Z.-Holl. IV, blz. 3, 219. - Chr. Sepp, Het Godgel. Onderwijs in Nederl. II, blz. 75. - v.d. Aa e.a. Nieuw Biogr. Anthol. en Crit. Woordenboek v. Ned. Dichters (aanhangs. op Witsen Geysbeek, Woordenboek der Ned. Dichters) II, blz. 55. - E.J.W. Posthumus Meyjes, Jacobus Revius, zijn leven en werken. Bijl., p. X. |
|