Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2

[Johannes Crucius]

Crucius (Johannes) zoon van Johannes (die voorgaat) werd geboren in 1598 te Haarlem en den 16den Oct. 1615 te Leiden als collegii alumnus ingeschreven. (cf. Alb. Stud. Acad. Lugd. Bat. kol. 122)¹⁾. Als proponent werd hij beroepen te Oost- en West-Zaandam in 1620, te Haarlem in 1628 en aldaar bevestigd in October. Hij stierf in Mei 1666.

Hij gaf uit:

Schat der christelicke ziele, begrepen in LXIII predicatien ingestelt tot verclaringhe des Catechismi der Fransche kercken. Eerst in 't Frans uytgegeven ende inde Nederl. tale door den autheur overgeset. 3de verm. en verb. dr. Amst. 1671.

De gelucksaligheydt der vroomen en het onheyl der godloosen. Psalm I. Delft 1654. Franeker 1656.

Het eeuwige coninckrycke van den Koning van Sion. Psalm II. Fran. 1656.

Den bekeerden Onesimus ofte verklaringe over den Sendbrief Pauli aan Philemon. Haarl. 1649.

Ethica Christiana ofte verklaringe over Ps. XV. 1659.

Behalve deze vermeldt v.d. Aa, ll. dl. III. blz. 892 nog: Over het boek Ruth. Haarl. 1649.

Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III. blz. 892-893. (Uitgebreid).

1) In het Diarium Everardi Bronchorstii door J.C. van Slee ('s Gravenh. 1898), lezen we op blz. 147-148: 22 Februarii (Ao 1620). In Theologico collegio habita est disputatio de Auctoritate S. Scripturae, respondente Crucio Ministri Harlemensis filio, praeside Antonio Walaeo. Ego (i.e. Bronchorstius) opponebam de quaestione: anne traditiones quaedam non scriptae recipiendae essent in Ecclesia. Item: an auctoritas Scripturae penderet ab Ecclesia, quod sustinebam ex Cap. 3 1mae. Epistolae ad Timoth., ubi dicitur Ecclesia esse columna et stabilimentum veritatis. Ita acriter urgebam meam sententiam, ut praeses non satis commodam responsionem mihi daret, testibus plerisque studiosis. Nam absurde colum nam explicabat pro tabula quadam suspensa ad columnam.’ Op blz. 208. (register), zet van Slee achter den naam Crucius (Nie.?) 't Wil mij voorkomen, dat we hier te doen hebben met onzen Crucius. d, w.z. met Johannes. Over Nicolaas Crucius. cf. Schotel, Kerkel. Dordrecht, dl. I. blz. 367.