ΟΜΗΡΟΣ ΕΒΡΑΙΟΣ sive Historia Hebraeorum ab Homero Hebraicis nominibus ac sententiis conscripta in Odyssea et Illiade. Exposita illustrataque studio atque opera. Gerardi Croesi. Tom. 1. Dordrecht. 1704. In dit zonderling boek (43 vellen druks beslaande) wil Croese aantoonen dat Homerus, ‘die aaloude en befaamde Grieksche dichter in zijne werken voornaamelijk beschreeven heeft de Histori welke men in de H. Schrift vermeld vindt, tot dien tyd toe dat de Israëliten het land Kanaän, onder hunne eerste koningen, ganschelyk onder gebragt hadden; en dat in die zelfde orde byna van zaaken en tyden, gelyk men die in de Schrift leest, ja met dezelfde Hebreewsche naamen, ten opzigt der bekentenisse, schoon juyst niet met deselfde letteren’ .... Homerus wil hij doen afkomen van 't Hebreeuwsche woord רמא (Omer), een redenaar, ‘of anders eene reede of gezag.’ ‘In Ithaka ziet hij Mesopotamië, in Ulysses Loth, in Telemachus Abraham, in Nestor Melchizedek, Deukalion zal beteekenen ‘ten brandoffer geschikt, maar uyt dat gevaar gered’ enz.
Bij het 1ste deel is 't gebleven; Croese heeft, naar alle waarschijnlijkheid zoo weinig genoegen beleefd van zijn studie, dat hij het 2de deel maar in de pen heeft gehouden. Eenige wetenschappelijke waarde heeft het werk niet; toch kunnen wij er uit zien dat Croese het Grieksch en Hebreeuwsch zeer goed kende, en dat hij, hoe zonderling 't boek dan ook wezen moge, voor hij het af had, verbazend veel heeft moeten lezen.
Epistola ad clarissimum virum Joh. d' Outreinium, in qua explicantur inscriptiones, quae in femoribus icunculae vetustae ex bibliotheca Wittiana depromtae, conspiciuntur.
Nog vinden we van hem in de Bibliotheca Bremensis, cl. II. p. 75 seqq. een stukje: de 1 Cor. XI:10 cogitationes, waarachter een Epicrisis Joh. d'Outrein. pag. 80. seqq.
Ook zij nog vermeld, dat hij als vertegenwoordiger van de classis van Dordrecht of Zuid-Holland, de particuliere Zuid-Hollandsche synoden heeft bijgewoond, die in 1696 te 's Gravenhage en in 1707 te Leerdam gehouden zijn. Paquot (T.I. p. 516), spreekt van een discours adressé au Synode de Leerdam in onze taal, maar hij getuigt er van niet te weten, wanneer het verschenen is. In de acta der Leerdamsche synode, in 1707 gehouden, vond ik van dit discours niets vermeld.
Litteratuur: Paquot; Mémoires. T.I. Louvain 1765. fo. 515 en 516. - Schotel, Kerkel. Dordrecht. dl. II. Utrecht 1845. blz. 158. aanteekening 1. - Glasius, ll. dl. I. blz. 316-318. - Sepp, Bibliotheek van Nederl. kerkgeschiedschrijvers. Leiden 1886. blz. 424-425. - Id. Uit het predikanten leven van vroegere tijden. Leiden 1890. blz. 77 en 106. - J. Wagenaar, Amsterdam, in zijne opkomst, aanwas, geschiedenissen enz. 11de stuk. Amsterd. 1767. blz. 328-329. - v.d. Aa, ll. dl. IV. blz. 850-851. - Dr. C.B. Hylkema, Reformateurs 1e stuk. Haarlem 1900. blz. 61. aanteekening. - Dr. W.P.C. Knuttel, Nederl. bibliographie van kerkgeschiedenis. blz, 77 en 345.
De zoon H. Croese, is de schrijver van het kerkelijk register der predikanten, die sedert de kerkhervorminge tot 1737. De Gereformeerde Nederduitsche Gemeente te Amsterdam bedient hebben. enz.... De eerste druk was zonder naam v.d. auteur in 1732 verschenen, (cf. Dr. W.P.C. Knuttel, ll. blz. 77)