Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend
[pagina 318]
| ||||||
[Jacobus Cremer]Cremer Jacobus was geboren te Scherpenzeel als zoon van Jodocus Isaäc, predikant aldaar van 1727-1739. (Hij stierf te Hattem den 28sten Mei 1741). Hij studeerde in de godgeleerdheid aan de academie te Groningen, alwaar hij den 22sten Mei 1754, onder voorzitting van prof. Gerdes, in het openbaar verdedigde een disputatio exegetica VIII in Cap. XV Ep. prioris ad Corinthios. Praeparatoir geëxamineerd in de classis van Amsterdam (aangetrouwde zoon van den Amsterdamschen predikant Ern. Phil. Gerardus van EssenGa naar voetnoot1) den 7den April 1755, werd hij den 3den Maart 1757 beroepen te Vuren en Dalen en hier, na afgelegd peremptoir-examen op den 13den April, den 22sten Mei bevestigd door zijn stiefvader met Titus II:7 en 8. Hij aanvaardde zijn dienstwerk met Josua V:14b en 15. Achtereenvolgens vinden we hem als predikant te Leerdam (ber. den 5den April 1763 tot tweeden predikant, bev. den 26sten Juni door ds. Claessen met Luc. XII:34-36, intree-tekst 2 Cor. 12:15); Hulst (beroepen den 13den Maart 1773; afscheid 11 Juli; intree 18 Juli) en te Middelburg (ber. den 24sten Mei 1783, in de plaats van Leonardus Theodorus van Brederode, intree den 14den September, bevestiger ds. Johannes de Fremery). Het schijnt Cremer aan bekwaamheden niet te hebben ontbroken, en zoo is het te begrijpen dat zijn naam voorkomt op het grostal, den 21sten April 1763 door curatoren der Geldersche hoogeschool opgemaakt, om daaruit een opvolger te benoemen voor den naar Groningen vertrokken hoogleeraar F.L. Cremer. ‘Cremer is een voor zijn tijd zeer verlicht godgeleerde geweest, die een schrander doorzigt had in vele bijbelplaatsen, betrekkelijk tot de dogmatiek, wiens schriften daarvan uitmuntende blijken dragen en duidelijk toonen, hoe ongedwongen en onbekrompen zijn denkwijze was, als een vrucht van waardig bijbelonderzoek.’ Hij overleed te Middelburg den 14den Januari 1797. Sedert 1793 was hij lid van het Zeeuwsch genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Van hem zag het licht:
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III. blz. 841. - Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen enz. blz. 1069 en 1070. (Uitgebreid). |
|