[Abraham Costerus]
Costerus (Abraham) werd omstreeks 1575 geboren te Antwerpen. Immers vermeldt het Album Studiosorum der Leidsche universiteit, dat hij den 21sten Mei 1598, 23 jaar oud, werd ingeschreven als student in de godgeleerdheid. Vandaar vertrok hij naar Woerden alwaar hij eenigen tijd als rector fungeerde. Tusschen de Schiedamsche synode van 1602 ‘totten tyt des Brielschen synode toe’ 1603? werd hij toegelaten ‘om te dienen in den dorpe van Claeswael (cf. Reitsma en v. Veen. ll. dl. III, blz. 208) en hij is achtereenvolgens werkzaam geweest als predikant te Sliedrecht (1605), te Barendrecht (1606), te Hooge- en Lage Zwaluwe (1609) en te Ossendrecht (1614), waar hij gestorven is in 1658 (?).
In de opgave van personen, geschikt om de nieuwe vertaling (van den bijbel nl.) te helpen maken en overzien, werd door die van Zuidholland genoemd: ‘Abrahamus Costerus, pred. (te Ossendrecht) nabij Bergen op Zoom’ .... terwijl ook door ‘de professoren’, op hem, om als vertaler in aanmerking te komen, de aandacht gevestigd werd (cf. Arch. voor kerkel. geschiedenis inzonderheid v. Neder.; dl. V, Leiden 1834, blz. 117 en 120). Stellig mag uit dit feit worden afgeleid, dat hij een man was van kennis en ontwikkeling.
Van hem zag het licht:
De Grouwelijke ongehoorde blasphemien ende raserijen van Thomas Leamer Enghelsman, die hem valschelijk noemt liefhebber der waerheyt, in syn Clare vertooninge (alsoo hy se noemt) ghestelt ende wederlegt door Abrahamum Costerum .... enz. Rotterdam 1613. |
Verdediginghe der h. schriftuere des o. ende n. testaments, teghens die van de roomsche kercke, Castalionem ende syne navolgers, bewijsende de zuyverheyt derselver in de eygene talen, ooc de onvasticheydt der apocryphe boecken ende der griecser ende oude lat. oversettinghe, door Abr. Costerum. Ooc een tractaet van de overzettinge des n. test. teghen de Mennoniten. Rott. 1614. - Opgedragen is dit boek aan de regeering der stad Bergen op Zoom, en het tweede stuk volgt met nieuwe pagineering en met afzonderiijken titel: Parallelismus d.i. vergelijckinghe der overzettinghe eenigher plaetsen des n. test. der gheref. ende der menn. Mitsgaders de verklaringhe eenigher hebreeuscher ende griecser namen des n.t. - Als een afzonderlijk werk, maar met onjuisten titel, geeft v.d. Aa, ll. dl. III, blz. 772, dit tweede gedeelte der verdediginghe. Het behoort volstrekt niet tot de onmogelijkheden, dat het juist dit geschrift is geweest, 't welk op hem de aandacht heeft gevestigd om als bijbelvertaler in aanmerking te komen. |
Vreemde ende ongehoorde tydinghe: comende uyt Roomsch-Babel. Van den Esel aen den wijnstock ghebonden; ende het tarwen coecxken, boven alle bergen verheven. Voirtgebracht tot ondersteunsel vande afgodische misse. Door Pater Maximiliaen. Jesuwijt tot Antwerpen. Ende tot proeve ghestelt aen den Toetsteen der waerheydt. Door Abrah. Costerum van Antwerpen .... 's Gravenh. 1620. |