[Sybrandus Columba]
Columba (Sybrandus) zoon van Johannes, die in 1737 als predikant te Aalsum en Wetsens overleden was, aanschouwde het levenslicht in 1729. Zijn theologische studie volbracht hij te Franeker, alwaar hij den 17den September 1743 als student werd ingeschreven. Hij vertoefde hier tot 1749 en werd den 6den October van dat jaar bevorderd tot candidatus sancti ministerii. Den 7den September 1750 werd hij, tegelijk met nog twee anderen (G.H. Gerhardi en J.C. Mahlstede) in de classis Amsterdam peremptoir geëxamineerd en daarna door ds. Hermanus van der Veen, gewezen predikant te Grotewolde, tot den dienst der Oost-Indische kerken bevestigd. In 1751 in Indië gekomen, werd hij eerst beroepen op Amboina, doch is spoedig daarop in dienst getreden te Batavia. ‘Hij was de vriend en vraagbaak, de gids en voorlichter van P. Hofstede, toen deze zijn bekroond antwoord opstelde op de prijsvraag der Haarlemsche Maatschappij van Wetenschappen: Welke zijn de beste middelen enz.? in 1773 (of later) omtrent het ontwerp van een kort begrip over het getal noodige predikanten, het slordig waarnemen der kerkvisitatiën, het willekeurig verplaatsen der predikanten, het oprichten van een seminarie te Zierikzee uit de nalatenschap van den Heer Mogge te Renesse enz. enz.’
Van ijdelheid was de man niet vrij te pleiten, immers klaagde hij over de jalousie zijner ambtgenooten te Batavia, omdat hij zoo mooi preekte, 't geen hij van zichzelf beweerde.’ Hij keerde in 1763 naar Nederland terug, en was dus in 1766 niet meer, gelijk v.d. Aa (ll. dl. III. blz. 634) zegt in Indië. In 1764 was hij te Middelburg. Dat dit zoo is blijkt zonnekaar uit het feit, dat hij den 16den Juni 1765 beroepen werd te Vlissingen en dat we in het bericht, 't welk van deze beroeping melding maakt lezen, dat hij geweest is gewezen predikant op Batavia ‘in den voorleeden jaare gerepatrieerd en thans wonende te Middelburg (cf. Boekzaal 1765a blz. 805). Des winters woonde hij hier (cf. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen. dl. I. blz. 130) in de St. Pietersstraat in de oude woning van Salvator de la Palma en des zomers vertoefde hij op het buitenverblijf ‘Rustenburg’ aan den Segeersweg. Hij overleed te Middelburg in den nacht van den 5den Januari 1785, in den ouderdom van ruim 55 jaar.
Hij schreef: Het onderscheidend kenmerk van de christelyke openbaringe en derzelver juist verband, so met den Mozaischen godsdienst als met de natuurlijke Religie, duidelijk aangeweezen en beredeneerd, door S.C.O.P.O.P. Middelburg 1782.
Het algemeen als welmeenend aanbod van genade aan allen, die onder de verkondiging van het evangelie leven. Middelb. 1784.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III. blz. 634/635. - Nagtglas, ll. dl. I. blz. 131. - C.A.L. van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenboek van O.I. predikanten blz. 100 en 101, met de d.t.p. aangegeven litteratuur. - Boekzaal. 1785a. blz. 99.