Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Johannes Antoon Coenen]Coenen (Johannes Antoon) werd den 16den September 1800 geboren te Gent (Cl. Nijmegen) waar zijn vader M. CoenenGa naar voetnoot1) predikant was. Hij bezocht het gymnasium te NijmegenGa naar voetnoot2) en werd den 20sten September 1819 ingeschreven als student in de godgeleerdheid te Utrecht (cf. Alb. Stud. kol. 226). De prijsvraag, door de theologische faculteit te Utrecht in 1823 uitgeschreven: quibus argumentis usus est Tertullianus maxime in apologetico, pro commendanda ac defendenda religione Christiana? Quantum singulis pretium est statuendum? werd door hem beantwoord en dit antwoord werd met goud bekroond. - Gedrukt zag het in 1825 te Utrecht het licht. Den 4den Mei 1825 werd hij door het provinciaal kerkbestuur van Gelderland tot de evangeliebediening toegelaten en reeds twee dagen later (den 6den Mei) werd hij beroepen te Puflyk, waar hij den 14den Augustus door zijn broeder W.N. Coenen, predikant te Herveld, bevestigd werd. Beroepen in Dec. 1827 te Wadenoyen, | |
[pagina 163]
| |
kwam hij hier den 17den Februari 1823 en den 3den Oct. 1830 te de Bilt (hier beroepen den 27sten Mei 1830, afscheid 26 Sept. met 1 Thess. III:8, bevestigd door E. Heringa predt. te Blauwkapel met Johs. 13:20, intree-tekst: Coloss. III:16a). Coenen stierf als predikant te Hoorn, (hij was hier van 1836) den 16den November 1852, en na zijn dood verscheen: P.A. van der Scheer, Leerrede over Handelingen 7:60c, gehouden den 21 November 1852, na het afsterven van den WelEerw. Zeergel. Heer J.A. Coenen. in leven predikant te Hoorn. - Hoorn 1882. Coenen schreef tegen dr. J.H. Scholten, hoogleeraar te Leiden, in de Godgeleerde Bijdragen van 1846 en wel op blz. 296-320; blz. 621-656 en blz. 785-816. |
|