in het leven geroepen van Arminiaansch gezinden, om gelden bijeen te brengen voor de afgezette en in ballingschap zwervende Remonstrantsche predikanten, als een bijzonderheid vermeldt Bronchorst, die nog al op Coddaeus gesteld schijnt te zijn geweest, dat laatstgenoemde ook tot de contribueerende leden dezer vergadering behoorde. Dat schout Bont, toen in 1623 de samenzwering ontdekt werd tegen prins Maurits, in den boekwinkel van Govert Basson, ook Coddaeus liet gevangen nemen, tegelijk met Paulus Stochius, kan eenigzins verklaard worden uit de feiten, die genoegzaam aantoonden dat Coddaeus een volijverig aanhanger der Remonstranten was. Duidelijk bleek evenwel 's mans onschuld, en zoo werd hij kort na zijn gevangennemìng ontslagen. Het sterfjaar van Coddaeus is niet bekend, maar zeker is het dat hij in 1625 nog leefde.
Behalve de reeds vermeldde Oratio funebris zag nog van hem het licht: Declaratio D.J. Arminii qua coram potentissimis Hollandiae et Westfrisioe ordinibus sententiam suam explicuit de proedestinatione, providentia Dei, et id genus aliis doctrinae capitibus, in linguam latinam conversa. Lugd. Bat. 1612.
Notae ad grammaticam Hebraeam Mustini Navarri Morentini. Lugd. Bat. 1612.
Hoseas Propheta, Hebraice et Chaldaice; cum duplici versione Latina et commentariis Ebraicis trium doctissimorum Judaeorum Salomonis Jarchi, Aben Ezroe et Davidis Kimchi: Masora item parva ejusque et commentariorum Latina quoque interpretatione: accedunt in fine succinctoe annotationes G. Coddaei. Lugd. Bat. 1621.
Sylloge vocum versuumque proverbialium. Lugd. Bat. 1623.
Fragmenta comoediarum Aristophanis. Lugd. Bat. 1625.
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III bl. 554/555. Glasius; ll. dl. II blz. 283-285 (onder Kodde). J.C. van Slee; Diarium Everardi Bronchorstii. 's Gravenhage 1898. reg. i v. M. Siegenbeek, geschiedenis der Leidsche Hoogeschool. Leiden 1832. 2de dl. Toevoegselen en Bijlagen bl. 86/87. - Id. dl. I blz. 68; 90; 117; 128. Schotel, de Academie te Leiden. Haarlem 1875 bl. 87 (hier lezen we o.a. dat Coddaeus door zijn schrijven aan Vorstius er veel toe heeft bijgedragen dat deze naar Leiden is gekomen) blz. 113.