Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 2
(1908-1918)–Jan Pieter de Bie, Lambregt Abraham van Langeraad, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[George Samuël de Chaufepié]CHAUFEPIÉ (George Samuël de) zoon van Samuël en diens huisvrouw Anne Cathérine Francoise de Dompière de Jonquières, zag den 26sten Juli 1773 het levenslicht te Amsterdam. Hij volbracht hier zijn studie en werd, ‘stante synodo’ den 30sten Mei 1793 praeparatoir geëxamineerd door de predikanten v.d. Bank, Huet en Mazel. Beroepen te Heusden, nam hij niet aan, ‘zich vast voorgenomen hebbende, nimmer eene predikplaats te aanvaarden, die door remotie wegens politieke gevoelens was vakant geworden.’ Toen de keuze der Waalsche gemeente te Breda in April 1797 op hem viel, aarzelde hij geen oogenblik deze roeping aan te nemen en den 2den Juli, aanvaardde hij zijn ambt, met het uitspreken eener predikatie over Hebr. XIII:18. Als bevestiger trad op zijn vader, die met 1 Kron. XXVIII:20, zijn zoon tot het dienstwerk inleidde. In 1812 kwam hij te Delft en, na den 20sten Mei 1814 hier afscheid gepreekt te hebben met Pred. XII:13, vertrok hij naar den Haag (beroepen 7 Maart 1814, bevestigd door Ds. J.G.P. Certon met 1 Petr. IV:11a den 5den Juni, intreetekst Hand. X:42). Terwijl hij als predikant in den Haag werkzaam was, preekte hij, vooral des zomers veelvuldig te Voorburg, voor de aldaar bestaande Waalsche gemeente, die vacant was sedert 1813. Door zijn optreden aldaar, hield hij er de kerk in stand. Vooral beijverde de Chaufepié zich onvermoeid ‘om tot het nut der Walsche kerken in het algemeen mede te werken, in zijne betrekking als secretaris der commissie door Z.M. met derzelver belangen meer bijzonder belast, welke post hem, terstond na de invoering van het algemeen reglement voor de Hervorme kerk, in 1816, werd opgedragen, en waarvan hij de plichten met ijver en onvermoeide werkzaamheid vervulde, zoodat hij door een langdurige ondervinding en dagelijksche oefening, zich het genoegen mogt verschaffen, veel malen de onderscheidene gemeenten tot gids, en zijnen jongeren medebroederen tot raadsman te verstrekken.’ De Chaufepié beantwoordde in 1806, de door het Zeeuwsch Genootsch. van K. en W. uitgeschreven prijsvraag: Daar de Pythagorische wijsgeer Apollonius van Tyana door sommige Heidensche en andere schrijvers in gelijken rang met onzen Zaligmaker Jezus Christus geplaatst is; vraagt het genootschap in de eerste plaats wat men nnar waarheid of waarschijnlijkheid van dien zonderlingen man denken moet? en vervolgens of ook, en in hoe verre, eene vergelijking der berigten, om door Philostratus en anderen wegens Apollonius en door de Evangelisten nopens Jezus Christus nagelaten, met en gevoegd bij eene vergelijking van de uiterlijke omstandigheid dier schrijvers, een bewijs kan opleveren voor de echtheid der Evangelische | |
[pagina 43]
| |
schriften?Ga naar voetnoot1) Het door de Chaufepié op deze vraag ingezonden antwoord werd met de zilveren medailje bekroond en in 1807 werd hij tot lid van het Zweeuwsch Genootschap benoemd. De Maatschappij der Nederl. Letterkunde verkoos hem in 1808 tot lid en in 1811 toonde ook de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem zijn verdiensten op wetschappelijk gebied te erkennen, door hem onder hare medeleden op te nemen. Zeer eervol was ook de onderscheiding, die hem ten deel viel in 1825, toen hij door den senaat van de Groningsche academie, honoris causa, benoemd werd tot Phil. Theor. Mag. en Litt. Hum. doctor. Behalve de in druk verschenen prijsverhandeling heeft men nog een drietal preeken van zijn hand. Traité sur la résolution ou la delivrance des Pays-Bas Unis, comparée avec la sortie d'Israël hors d'Egypte, ou sermon de Jeûne sur Exod. XIV:30, prononcé le 13 Janvier 1814 à Delft. Delft 1814. Le prix d'une disposition calme et religieuse de l'ame, dans les circonstances actuelles. Sermon sur Lament. III:26, prononcé à la Haye le 22 Juillet 1832, et publié au profit des malades. La Haye 1832. (De zieken, hier bedoeld, zijn choleralijders. In hevige mate heerschte deze verschrikkelijke ziekte, destijds in ons land). La prédication de l'Evangile semblable à la rosée des cieux. Sermon sur Esaie IV:10, 11, publié après la mort de l'auteur, et à la demande du Consistoire de cette église. La Haye 1839. Deze preek was bestemd om uitgesproken te worden bij de vervulling van zijn vijf en twintigjarigen dienst te 's-Gravenhage, maar de dood, die hem, na een kortstondige ongesteldheid overviel, den 4den Juni 1839, verhinderde zulks. De uitgave werd bezorgd door zijn zoon Jaques Henri. Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. III, blz. 336 en 337. - Boekzaal 1839b, blz. 122 en blz. 276-280. Er bestaat van hem een door D.A.M. Sluyter vervaardigd portret. |
|