4den Dec. bevestigd door zijn ambtgenoot C. de Feyfer. ‘Hier (te Hoorn) dagt en wilde hy gaarne verblyven, doch de groote Maas- en koopstad Rotterdam, wierp onder 't aanbiddelyk bestel van Jehova's wonderlyke voorzienigheid, haar oog op hem, en zijn Eerw. wierd door de representeerende Leden der zeer aanzienlyke gemeente dier stad, den 12 Dec. 1736 tot haaren gewoonen Herder en Leeraar beroepen; en nam op den 8 Febr. 1737, van de Hoornsche gemeente afscheid, met 1 Thess. V:23, en wierd den 17 dito te Rotterdam bevestigt.’
Bijna 38 jaar heeft Bruining deze gemeente gediend en met veel ‘yver en getrouwheid het Euangelium der Zaligheid verkondigd.’ Langzamerhand openbaarden zich ook bij hem de gebreken des ouderdoms, en behaagde het ‘den WelEd. Gr. Achtb. Magistraat’ hem met een halve predikbeurt te begunstigen. In 1776 zag hij zich door toenemende lichaamszwakte genoodzaakt zijn emeritaat aan te vragen. Hij overleed den 2den Juli 1781.
Te Rotterdam behoorde hij tot de vrienden van Hofstede, dien hij den 22sten Juni 1749 met 1 Kron. XXXVIII:10 tot de gemeente inleidde. Uit het feit, dat hij met Hofstede bevriend was en met hem streed, mag afgeleid worden, dat hij van denzelfden geest was, en dus tot de streng rechtzinnige partij behoorde.
Met Hofstede schreef hij:
1o. Het recht der Rotterdamsche kerk, enz. 1786. |
2o. Bekendmaking in de Boekzaal 1756b, blz. 632-638. - Id. 1757a, blz. 85-87. |
3o. Het Kralinger Lasterschrift genaemd klaere en grondige nederlegging, enz. 1757. |
Van zijn hand alleen verscheen:
Afscheid van Hoorn over Thess. V:23 en Intreerede te Rotterdam over Psalm LXXIII:28. Rott. 1737. |
Verhandelingen over het geheele N.T. |
Litteratuur: v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1497. - Boekzaal 1781b, blz. 222-225. - Dr. J.P. de Bie, Het leven van Petrus Hofstede, reg. i.v. - Romein, Naamlijst der Predikanten van Friesland, reg. i.v.