[Cornelius Adrianus van den Broek]
BROEK (Cornelius Adrianus van den) de tweede zoon van Cornelis en dus een broeder van den voorgaande, zag het levenslicht te Prinsenhage den 4den Dec. 1771 en werd den 16den Sept. 1788, aan de universiteit te Leiden ingeschreven als student in de godgeleerdheid (Alb. Stud. kol. 1162). Proponent in de classis Breda (24 April 1794), werd hij den 5den Sept. beroepen te Hekelingen en vijf dagen later te 't Woud (bij Delft). Voor eerstgenoemde gemeente bedankte hij, doch het beroep naar de tweede nam hij aan en het was hier dat hij, na den 18den Dec. peremptoir geëxamineerd te zijn in de classis Delft, den 4den Jan. 1795 door zijn oudsten broeder Reinier, bevestigd werd. Achtereenvolgens is hij werkzaam geweest te Sprang 1797 (ber. 3 Juli, afsch. 30 Juli, intree 6 Aug.), te Oud-Beierland 1803, te Hoorn in 1806 (ber. Dec. 1805, afsch. 1 Juni 1806, intree 8 Juni), Rotterdam (intree 3 April 1808). Hier is hij werkzaam gebleven tot zijn dood den 3den Sept. 1811. Op reis naar Waardenburg en Neerrijnen, om aldaar zijn jongsten broeder te bevestigen, was hij eerst naar Hoorn getrokken, waar hij door hevige koorts werd aangetast. Na wat te zijn opgeknapt, kwam hij te Amsterdam, waar hij opnieuw ziek werd en overleed. ‘Van der jeugd af was het zijne keuze, gelijk het ook die zijner vier overige broederen was om eenmaal het dienaarschap van het Evangelie te bekleeden...... Hij was een verlicht, welsprekend en getrouw verkondiger der Evangelieleer; Christus en die gekruist, was zijn hoofdprediking, en bij het sterven zijne hope; zijn wandel ging met zijne leer hand aan hand, en vertoonde allezins den beminnelijken christen, hij was de bijzondere belangnemer in de behoeften der jonge lieden en der armen, hij was het zout der gezellige verkeering, gul, oprecht en gezocht in zijnen omgang, de gelukkige raadsman in
moeielijke omstandigheden, de vriend van vele familiën.’
Waar hij gearbeid heeft, overal was hij ten zeerste gezien en hoog geacht.
Van hem bestaat in druk:
Christus regeering zigtbaar in de gesteldheid en geschiedenis der zeven Aziatische gemeenten, voorgesteld in Leerredenen. Rott. 1812. |
Verhandeling over de regte betragting des doods. Verhandeling bekroond in 1806 door het Haagsch genootschap met zilveren medaille. |
Verhandeling tot het toevlugt nemen tot den heilrijksten troost in alle wederwaardigheden. Amst. 1806. |
Over de onverschilligheid en ongevoeligheid in onze dagen. Amst. |
Deze beide laatste geschriften bevatten antwoorden op twee prijsvragen, uitge-