Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Daniël de Breen]BREEN (Danië de) werd in 1594 te Haarlem geboren en van wege de vroedschap dier stad alumnus aan het Staten-collegeGa naar voetnoot1). Terwijl hij hier studeerde behoorde hij onder de zeer zelfstandige leerlingen van Episcopius. Hij trok mee naar de Dordsche synode, alwaar hij de gedagvaarde Remonstranten diende als secretaris, terwijl hij nog, vóór dat in October 1619 de acte van stilstand aan de Leidsche studenten ter teekening werd voorgelegd, zijn ontslag nam en naar Straatsburg trok. In 1621 weer in Nederland, wordt hij te Haarlem gegrepen, in welke plaats hij zich bij de Collegianten had gevoegd, nadat hij bereids in 1620 was opgetreden tegen zijn voormaligen leermeester Episcopius, over de vraag, of het den christen geoorloofd was een overheidsambt te bekleeden? Tegenover de Fijne bestreed hij het uitgeven van de belijdenis der Remonstranten, en maakte in 1638 daartoe uittreksels uit Kamphuysen's brieven openbaar. Hij behoorde tot de oprichters van het eerste collegie der Collegianten te Amsterdam en overleed d.t.p. in 1664. ‘Hij droomde van een duizendjarig rijk, en getuigde daarvan in zijn Tractatus de regno ecclesiae glorioso per Christum in terris erigendo.’ In de uitgebreide letterkunde van de Collegianten of Rijnsburgers vinden wij geene nadere mededeelingen over De Breen's werkzaamheid in dien kring. In het streven van Galenus Abrahamsz. de Haan, om de Collegianten bij de Amsterdamsche Doopsgezinden in te lijven, schijnt De Breen niet betrokken te zijn geweest. Hij hield zich eenigszins op den achtergrond. Toch had hij veel omgang met Galenus en Boreel, en wordt hij met dezen laatste genoemd een uitmuntend man, van wien Galenus veel leerde. Zijn arbeid, tot verdediging van 't weerlooze christendom, in 1640 onmiddellijk in 't Hollandsch vertaald, heeft het leven geschonken aan den arbeid van anderen op dit punt. De Breen's neef, Fr. Kuyper, deelt mede, dat Wolzogen tot zijne geschriften werd gebracht door De Breen's arbeid, en dat de Poolsche edelman Samuël Przipkowski in 1650-1651 De Breen's werk weerlegde. In handschrift of in druk bestaan van hem:
Examen tractatus a Magistro Simone Episcopio conscripti super quaestione an liceat christiano magistratum gerere. Het is alleen bekend, gelijk het voorkomt in het 2de deel der Opera theologica van Episcopius 1665. Oorspronkelijk schijnt het door De Breen geschreven te wezen in 1620; terwijl, uit hetgeen Philippus à Limborch, die de Opera van Episcopius uitgaf, afgeleid mag worden dat De Breen het opstel heeft herzien en gematigd. Van de hemelsche zaligheid toch had hij aanvankelijk allen uitgesloten, die zijn gevoelens niet deelden. In een brief van hem, | |||||||||
[pagina 605]
| |||||||||
den 4den April 1625 uit Haarlem geschreven, geeft hij aan Episcopius, die over deze zaak met hem briefwisseling onderhield, rekenschap van zijn gevoelen. Twee brieven aan Fr. van Limborch do 12 Mei en 25 Oct. 1624. Brief aan S. Episcopius, 1 April 1625 (afgedrukt in het Arch. van Nederl. kerkgesch. dl. III, blz. 79). Uitgave van Kamphuysen's werken. 2de druk. Amst. 1638, onder den titel D.R. Camphuysen's Verscheyden Theologische Werken (cf. breedvoerig over deze uitgave Dr. L.A. Rademaker, Didericus Camphuysen. Gouda 1898, blz. 130 vlgd.). De qualitate regni Domini nostri Jesu Christi; quodque illud totum in spirituali dominio consistat. Hiervan bestaan verscheidene Nederlandsche vertalingen uit de jaren 1640, 1641, 1657, verschenen te Amsterdam onder den titel: Van de hoedanigheid des rijks Christi. Daer is bygevoegt (nl. bij den 2den en 3den druk): Verklaringhe van de gewichtigheyd des geschils, of, en hoeverre het een christen past de wereldlycke heerschappye te bedienen; gesteld in twee brieven van Daniël van BreenGa naar voetnoot1). Item een korte verklaring over het V, VI, en VIIde Capittel van Matheus. Item verklaaringhe over Luk. VI vers 17 tot het eynde des Capittels. Opera theologica uitgegeven in 1664. Amstel. Deze uitgave geschiedde door Frans Kuyper, die een neef was van Breen. Afzonderlijk verschenen daaruit:
| |||||||||
[pagina 606]
| |||||||||
Litteratuur: Archief voor Nederl. kerkgesch. dl. III, blz. 73-84. - v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 1272 en 1273. - Dr. C.B. Hylkema, Reformateurs. 2de stuk. (Haarlem 1902) reg. i.v. Wanneer we in dit laatste werk, 1ste stuk blz. 12, onder aanteekening 4 lezen: ‘Daniël van Breen (ook wel De Breen) volgens sommigen in 1594 te Haarlem, doch waarschijnlijk in 1599 te Middelburg geboren, dan is dit laatste jaartal, zoowel als de opgave van de geboorteplaats, in strijd met de opgave in het Album Stud. der Leidsche universiteit, want hieruit blijkt dat hij wel degelijk in 1594 te Haarlem moet geboren zijn. |
|