[Petrus Couwenburg du Bois]
BOIS (Petrus Couwenburg du), geboren te Kruiningen, den 5den Nov. 1703, was de zoon van Gotfried (Godofredus), predikant aldaar (22 Jan. 1696), later te Spijkenisse en Schiedam (overl. den 2den Maart 1721) en Maria Swalmius. Op jeugdigen leeftijd reeds door zijn ouders voor de studie der godgeleerdheid bestemd, werd hij, na te Schiedam de Latijnsche school te hebben bezocht, den 14den Oct. 1720 bij de theol. faculteit te Leiden ingeschreven als student. (De opgave die in het Alb. Stud. voorkomt op kol. 871 is niet geheel correct. T.a.p. toch vinden we 14 Oct. 1720. Petrus Couenburgh du Bois. Schiedamensis. 20 T. Hon. c. Volgens deze opgave zou du Bois, reeds in 1700, en wel te Schiedam moeten geboren zijn. Èn het geboortejaar èn de geboorteplaats, is onjuist aangegeven). Aan de academie ontving hij het onderricht van Joh. à Marck, Fr. Fabricius en Taco H. van den Honert, met wien hij zeer bevriend was. Praeparatoir geëxamineerd werd hij in de classis van Leiden en Neder-Rijnland, den 5den Nov. 1726. Achtereenvolgens was hij predikant te Graft (8 Aug. 1728-11 Sept. 1729), te Maassluis (15 Sept. 1729-15 Oct. 1730), te Deventer (5 Nov. 1730-8 Juli 1731), te Leiden (15 Juli 1731-13 Aug. 1762). Terwijl hij hier arbeidde, werd hij, na het overlijden van David Knibbe, onderregent van het Staten-college en belast met het geven van onderwijs in de godgeleerdheid aan de bursalen. Dit onderricht wordt hoogelijk geroemd en heeft er stellig niet weinig toe bijgedragen, dat hij, na het sterven van Johannes van der Schelb, den 13den Augustus 1762, benoemd werd tot diens opvolger als hoogleeraar in de godgeleerdheid, welke betrekking hij den 1sten Nov. aanvaardde met het houden eener oratio inauguralis: de gloria Dei, in omnibus ejus operibus,
maxime vero in augustissimo salutis opere, lucidissime fulgente. Deze redevoering zag het licht.
In geschrifte gaf du Bois, behalve zijn oratio niets, maar dat men hem als een geleerd man beschouwde, mag ook afgeleid worden uit het feit dat hij den 24sten Juni 1741 werd aangesteld tot professor te Franeker (Boekzaal 1741a blz. 86), waarvoor hij echter bedankte. (Id. 1742b blz. 226). Hij overleed den 7den Maart 1764, ruim 60 jaar oud.
Litteratuur: Boekzaal 1764 a blz. 467-469. v.d. Aa, ll. dl. II, blz. 785/86.