[Lodewijk Johannes Willem ten Bokkel]
BOKKEL (Lodewijk Johannes Willem ten), geboren te Amsterdam in 1814, werd, na in zijn geboortestad het noodige voorbereidend onderricht genoten te hebben, den 2den Mei 1832 te Leiden als student in de godgeleerdheid ingeschreven. Bevorderd tot proponent in 1837 door het prov. kerkbestuur van Overijsel, werd hij den 18den Dec. 1841 beroepen tot predikant te Noord-Scharwoude, alwaar hij den 13den Febr. 1842, met een leerrede over Hebr. XIII:8 zijn intree deed. Ten Bokkel stierf in 1858.
Hij was dichter en schreef verhalen, maar op het gebied der godgeleerdheid bewoog hij zich niet. We bezitten van hem:
De algemeene dankdag in Nederland, 26 Sept. 1847. Amst. 1847. |
De Winter. Amst. 1848. |
Ontboezeming bij de plechtige teraardebestelling van Z.M. koning Willem II. 's-Hage 1849. |
Bemoediging. Schagerbrug 1851. |
De oude Hollandsche matroos aan den wal en veilig weer te huis. Amst. 1855. |
Deugd en ondeugd. 16 verhalen. Amst. 1850. |
Ernstig woord in den tegenwoordigen tijd. Amst. 1853. |
Hoe bevalt het u? Amst. 1853. |
Lentebloempjes ter bevordering van deugd en goede zeden. Amst. 1850. |
Verspreide novellen. Amst. 1857. |
Met A. Faure Beeckman en A.D. van Buren Schele gaf hij uit:
Lief en leed. Verhalen. Amst. 1853. |
Hij leverde ook bijdragen in de Huisvriend. Kleur en geur. Amst. 1855. Morgenlectuur. Voor Chr. Huisgezinnen. Amst. 1851 (zijnde de 2de jg. van het Chr. Museum). Liever een boekje. Schoonh. 1858. Vruchtenmandje. Schoonh. 1857.