Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Johannes Willem Beversen]BEVERSEN (Johannes Willem), werd in 1834 te Amsterdam geboren, alwaar hij, na er het noodige voorbereidend onderricht genoten te hebben, in 1852 zijn studie begon aan het Evang. Luth. seminarie. In 1854, den 24sten Febr. werd hij ook ingeschreven te Leiden als student in de godgeleerdheid (Album Stud. kol. 1364 en 1372). Toegelaten tot de evangeliebediening, was hij hulpprediker te Amsterdam (weeshuis) 1857/58, daarna predikant te Harlingen den 1sten Aug. 1858, te Kampen | |
[pagina 447]
| |
1859 en te Dordrecht den 27sten Nov. 1862, waar hij werkzaam bleef tot den 12den Nov. 1897, toen hij stierfGa naar voetnoot1). Beversen gaf eenige preeken in Onze godsdienstprediking en leverde artikels in verschillende bijbelsche dagschriften o.a. in Geloof en leven. De meeste bijdragen, door Beversen in laatstgenoemd maandschrift geschreven zijn, over theologische onderwerpen. Men zou ze haast kleine preeken kunnen noemen. Ze leggen alle, evenals zijn preeken, getuigenis af van het diep religieus gevoel, dat in hem woonde. Een enkele maal behandelt hij een kerkhistorisch onderwerp. In jg. 1891 vinden we van hem ‘wat een Roomsch Katholiek hoogleeraar eens schreef over de kerkhervorming en over Luther.’ De bedoelde hoogleeraar is J. von Döllinger, die in 1872 te München, 7 lezingen hield over ‘de hereeniging der Christelijke kerken.’ De vierde dezer lezingen: ‘De Duitsche reformatie’, is door Beversen vertaald. |
|