[Adrianus Beukelaer]
BEUKELAER (Adrianus), was te Middelburg geboren en zoon van Daniël, predikant aldaar van 29 Oct. 1679 tot zijn dood den 24sten Febr. 1701. Hij kwam in 1678 als proponent te Oud-Vosmeer, welke gemeente hij in 1680 verwisselde met Tolen. Van hier werd hij den 29sten Dec. 1686 beroepen te Goes, waar hij den 13den April 1687 bevestigd werd. Beukelaer was hier ‘seer aangenaem en sijn dienst in deselve (kerk) seer vruchtbaer’. Dat hij pas den 9den Dec. 1690 beroepen werd te Utrecht (zie v. Rhenen, ll. blz. 56) is niet juist. Immers vinden we in de notulen van den Goeschen kerkeraad van den 4den Oct. 1690: ‘zal mogen vertrekken naar Utrecht onder conditie, dat sijn E. niet en sal mogen vertrekken voor en aleer een ander in zijn plaats sal wesen beroepen en effectivelijk bevestight volgens ordre in dese provincie gebruyckelijck.’ Den 20sten Maart 1691 verzocht hij opnieuw verlof om naar Utrecht te mogen gaan, hij was van meening dat, dewijl Ds. Tuijnman uit St. Maartensdijk (Zeel.) het beroep naar Goes had aangenomen, er nu wel geen bezwaar meer kon zijn dat hij wegging. De kerkeraad van Goes keurde zijn verzoek goed. Beukelaer preekte den 15den April afscheid en werd den 28sten d.a.v. bevestigd te Utrecht. Van Utrecht vertrok hij, na den 13den Sept. 1696 van de classis te zijn losgemaakt naar Amsterdam (ber. den 21sten Juli 1696), waar hij den 30sten Sept. 1696 bevestigd werd. Hij stierf hier den 28sten Maart 1717. In den laatsten tijd zijns levens heeft Beukelaer veel gesukkeld.
Van hem verschenen in druk:
De vrede der broederen verhandelt in een inleydings-predicatie gedaan binnen Amst. in de Nieuwe Kerk den 3den Oct. 1696. t'Amst. 1697.
Ook de leerrede, waarmede Beukelaer afscheid nam van de gem. te Utrecht zag het licht.
Litteratuur: v. Rhenen, ll. blz. 56. Veeris, Vern. kerkel. alphabeth. Enkh. 1750 blz. 21. Nederl. Arch. v. kerkel. geschiedenis dl. VIII. Leid. 1848 blz. 120.