1736) 29 April 1736 tot zijn dood den 29sten Sept. 1772. Beroepen met algemeene stemmen te Amsterdam, den 4den Febr. 1749, sloeg hij dit beroep af.
Den 1sten September 1752 werd Bertling, na bereids in Februari van dat jaar benoemd te zijn tot hoogleeraar bij de theol. faculteit, bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid, en aanvaardde hij den 7den Sept. met een oratio inauguralis: de modestia modestaque sapientia Theologo digna et necessaria, zijn nieuwe betrekking.
‘Op de collegiën gebruikte hij nog de Medulla van à Marck, wijders gaf hij onderwijs in de preekmethode en de kanselwelsprekendheid, niet zelden behandelde hij ook den Heidelbergschen Catechismus. Sedert 1763 gaf Bertling meermalen lessen over de kerkelijke oudheden, naar aanleiding van het Breviarium antiqq. Christian. van S.J. Baumgarten. Bij de overdracht van het rectoraat hield hij in 1756 eene oratio de ritu precandi ad Orientem. Als hoogleeraar werd hij voor een degelijk geleerde gehouden, als mensch was hij ‘braaf en eerlijk.’
Zijn lofredenaar Gerardus Kuipers in zijn Memoria Michaelis Bertlingii (zie Boekzaal 1772b blz. 718-726), zegt dat hij tweemaal is gehuwd geweest, de eerste maal 1745 met Agatha van der Willigen gest. 1757, de tweede maal met Beerta van Veenekamp, weduwe van Wolther Wolthers, in 1770. Bertling stierf ten gevolge van geelzucht.
Kuipers getuigt (t.a.p. blz. 725): ‘De bedroefde vrouw toch verliest eenen zeer liefhebbenden Man! de kinderen eenen zeer goedertiernen Vader, en een levendig voorbeeld van ongeveinsde Godsvrugt. De academische jeugd verliest eenen vader in jaaren en in raadgeevinge! eenen bondigen Leermeester en vooral wysen bestierder! de kerk verliest eenen overtsaagden voorstander van haare Rechtzinnigheid; en wij (d.w.z. zijn ambtsbroeders) verliezen een zeer verstandig medelid van onzen Senaat; en eenen onvermoeiden Medgesel van ons ampt, eenen getrouwen vriend, een kostelijk juweel.’
Hij gaf uit zijn oratio inauguralis, Gr. 1752 terwijl hij een voorrede schreef bij J. Durham's, Christus gekruyst of het merg des Euangeliums. Rott. 1752 en ook bij Hemel op aarde of verscheidene predikatiën van denzelfden schrijver.
Litteratuur: Boekzaal; 1772b blz. 718-726 en Levensschets der Gron. hoogleeraren, door Mr. W.B.S. Boeles achter Dr. W.J.A. Jonckbloet's, Gedenkboek enz. blz. 75.