Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 435]
| ||
laatst van 1566 en in het begin van 1567 te Roesbrugge tusschen Poperinge en Hondschote. Hij schijnt daar gestaan te hebben aan het hoofd der reformatorische beweging zonder geordend predikant te zijn. In 1567 of 1568 vluchtte hij naar Engeland en wel meer bepaald naar Londen, waar we hem van 1569-1572 aantreffen als ouderling der Nederl. gemeente aldaar. Leeraar (d.w.z. bedienaar des woords) was hij niet.. (Werken der Marnix- Vereen. serie I dl. I. Utr. 1870 blz. 72 alwaar ook een en ander voorkomt over zijn geloofsbelijdenis. Cf. ook blz. 81). Hij oefende zich ‘alle Dysendaghe nae de predicatie in Consistorien’ om propositien te doen, ‘om also de broederen, die begaefd zijn (de Bert behoorde dus tot de meer ontwikkelde, tot de “begaefde” broeders) te beprouven ende oorsaeke te gheven, om meer te leeren, ende sich selven te oeffenen int verstandt van Godes Woordt’ (Id. blz. 123). Later vinden we hem aangenomen om zieken te visiteeren tegen een loon van 12 schellingen per week (Id. blz. 230). Of 't hem te Londen op den duur niet beviel; zooveel is zeker dat hij naar Cambridge wilde (Id. blz. 263), wat evenwel niet schijnt gebeurd te zijn, Onder al deze bedrijven bleef hij toch ouderling der Londensche gemeente. Terwijl hij nog als zoodanig fungeerde, vroeg Bartholdus Wilhelmi, predikant te Dordrecht, in een brief van den 29sten Augustus 1572, gericht tot den kerkeraad te Londen, om, aangezien er in de onmiddellijke nabijheid van de Merwede-stad op verschillende plaatsen groote behoefte bestond aan predikanten, er, zoo 't kon nog eenige te zenden (cf. Hessels, ll. T. IIa fo 1757), en het is tengevolge van dit verzoek geweest dat Godfr. Wingius en de Bert, herwaarts werden gezonden. In ons land gekomen, werd de Bert, door het consistorie te Dordrecht, onmiddellijk benoemd of liever aangesteld tot predikant te IJselmonde, waar hij zich reeds den 7den Dec. 1572 bevestigd zag. Uit een uitlating van hem in een brief van den 14den Mei 1574 ‘ofte ist dat de Broeders mij te goede de pennijnghen schencken willen tot behulp mijner studien die ick zo haer ghenouch kenlyck is, altyts bouen vermoghen naghetracht hebbe: oock tot renumeratie des voorleden dienstes die ik na mijne swacheit Vlieder ghemeinte ghedaen hebbe: so moocht ghij mij dat met eenen woorde scrijven’, zouden we opmaken dat hij misschien ook te Londen af en toe gepreekt heeft voor de gemeente aldaar. Na bijna twee volle jaren te IJselmonde te hebben gearbeid is hij naar Rotterdam getrokken, alwaar hij gebleven is tot 1580, toen hij naar Duinkerken gingGa naar voetnoot1) om de gemeente d.t.p. als predikant te dienen. Terwijl hij hier werkzaam was, woonde hij de in 1581 te Middelburg gehoudene synode bij. Over zijn vertrek uit Rotterdam is nog al wat te doen geweest en de gemeente aldaar heeft nog al eenige pogingen aangewend om hem weer terug te krijgen, wat echter niet gelukt is. (Cf. o.a. Werken der Marnix-Vereeniging serie II, dl. III. Acta van de Nederl. Syn. der 16de eeuw. Utr. 1889 blz. 467-470). Na den val van Duinkerken, den 16den Juli 1583, moest hij de stad verlaten en met zijn zoon woonde hij te Middelburg, werwaarts hij gevlucht was, de viering bij van het 60ste avondmaal, den 10den Sept. 1583. In 1584 zijn ze te Goes, waar ze in het zoogenaamde kerkhuis een Latijnsche school openden. Predikant te Wolfertsdijk ± 1591, werd hij den 11den Jan. 1594 beroepen te Heinkenszand, alwaar hij den 20sten Nov. 1594 overleed. | ||
[pagina 436]
| ||
Hij schreef:
Litteratuur: Janssen, Kerkherv. in Vl. dl. I, blz. 185-187. Op blz. 186 lezen we hier: ‘Er werd daar (n.l. te Brugge, den 8sten en 9den Mei 1582) gelezen een brief van de heeren, d.i. van den magistraat van Duinkerke, waarin zij verlangden opheffing van het vonnis der Noordsche classis, die De Bert in zijn predikdienst geschorst had. Waarom dit vonnis geslagen was, kunnen wij niet berigten’ .... enz. Kan dit vonnis misschien ook in verband staan met wat we vinden in de Werken der Marnix-Vereeniging serie III, dl. II, 2de stuk blz. 187/188? Rutgers, Werken der Marnix-Vereenging serie II, dl. III reg. i.v. Werken der Marnix-Vereeniging serie I, dl. I reg. i.v. Bor, ll. dl. II, fo 831/832. Brief aan kerkendienaren te Utrecht do 7 Aug. 1578. Deze brief werd geschreven in zake Duifhuijs. Janssen, Cat. v.h. Oud-Syn. Archief bl. 43 nos 35, 2, 3 en 4. |
|