uit het hart voortkwam. Geen wonder dat hij zich voelde aangetrokken tot den arbeid van den edelen Heldring, predikant te Hemmen en van dien van Ds. H. Pierson. Na het sterven van Ottho Gerhard Heldring (den 11den Juli 1876) herdacht hij diens verdienste in: Na het ontslapen van O.G. Heldring. Amst. 1876.
Kandidaat bij het prov. kerkbestuur van Friesland Mei 1879, werd van den Bergh den 25sten Sept. van dat jaar beroepen te Schaarsbergen, alwaar hij den 7den Dec. 1879 bevestigd werd door zijn schoonvader H. Pierson, directeur der Heldring gestichten. Hij werd met 2 Tim. II:15 bij de gemeente ingeleid en ving zijn werk aan met een leerrede naar aanleiding van Ezech. 32:10 en 11. Terwijl van den Bergh te Schaarsbergen werkzaam was, kreeg hij tal van beroepen, waarvoor hij telkens bedankte, totdat hij eindelijk den 26sten Mei 1884, de op hem uitgebrachte roeping naar Voorthuizen aannam. Hier begon hij den 12den Oct. zijn werk met Psalm 51:19b en 20. Den 11den Febr. 1886 scheidde van den Bergh zich vrijwillig van de N.H. kerk af om zich bij de zoogen. doleantie aan te sluiten. Hij trad van af dien dag op als predikant bij de Gereformeerde gemeente te Voorthuizen, bij welke hij werkzaam is gebleven tot zijn dood te Montreux, den 20sten April 1890.
Was van den Bergh reeds als student fel gekant tegen de prostitutie, dat hij dit voortaan blijven zou, mocht van een man, met zoo'n degelijk en ernstig karakter als hij bezat, verwacht worden. Proeven daarvan waren; de strijd tegen de prostitutie in Nederland. 's Gravenh. 1878; Wetgeving op de ontucht in Nederland en besluiten der congressen, te Genève, Genua en 's Gravenhage, met een voorrede en slotwoord. Den Haag 1883 en Een ouderloos en verwaarloosd kind. Utr. 1884.
Behalve het reeds genoemde zag nog van hem het licht: Kalender der Leidsche academie en naamlijst harer professoren, 1575 tot 1875, zooveel mogelijk met hunne geboorten en sterfdagen. Leiden 1875, terwijl hij met zijn schoonvader redigeerde het maandblad: Getuigen en redden.
Het evangel. jaarboekje Magdalena had in jg. 29-32 als redacteuren H. Pierson en W. van den Bergh.