werd hij den 8sten Mei 1833 student in de theologie te Utrecht. Candidaat bij het prov. kerkbestuur van Utrecht in 1837, was hij achtereenvolgens predikant te Venhuizen (18 Nov. 1838-7 Oct. 1847) en Noordzijpe (14 Oct. 1847-29 Juni 56). Met denzelfden tekst waarmee hij te dezer plaatse zijn intree had gepreekt Hand. 20:36 nam hij ook afscheid van zijn gemeente. Hij vertrok in 1856 naar Oost-Indië en was daar werkzaam te Djocjokarta (2 Jan. 1857), Passaroean (1866) en keerde in 1868, naar Nederland terug.
Bijna in het vaderland terug, leed hij, in den nacht van den 28sten op den 29sten Nov. 1868, schipbreuk op den Banjaard. Wedergekeerd in Indië (Oct. 1869) werd hij opnieuw benoemd te Djocjokarta, waar hij bleef tot 1877, toen hij gepensioneerd werd. Na zijn komst in Nederland vestigde hij zich metterwoon te Amsterdam, waar hij in 1884 stierf.
Van hem zag het licht: Feestrede gehouden bij gelegenheid der inwijding van de Nieuwe Kerk aan de Schagerbrug en de Zijpe, Schagerbrug 1851.
Litteratuur: C.L.A. van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenb. van Oost-Ind. predik., Nijmegen 1893 blz. 30. (Aangevuld).