[Dirk Bax]
BAX (Dirk) werd den 17den Febr. 1793 te Rotterdam geboren. Zijn buitengewone aanleg voor de studie brachten zijne, tot den handelsstand behoorende ouders er toe om hem voor de wetenschap op te leiden, en zoo werd hij, na het Erasm.-gymnasium te hebben afgeloopen, den 3den Nov. 1814, op 21jarigen leeftijd ingeschreven als student in de godgeleerdheid te Leiden. Na volbrachte studie werd hij den 2den Aug. 1820 als candidaat in de theologie en letteren, door het prov. kerkbestuur van Z.-Holland geëxamineerd en toegelaten tot de evangeliebediening en reeds den 17den Oct. d.a.v. werd hij beroepen tot predikant te Eck en Wiel, alwaar hij den 13den Mei 1821, door zijn vaderlijken vriend, den welbekenden Rotterdamschen pred. J. Scharp bevestigd werd met een leerrede uit Spr. XXIII: 15 en 16. Sprekende over Hand. II: 29 aanvaardde Bax zijn dienstwerk. In hetzelfde jaar waarin hij als predikant optrad, promoveerde hij ook te Leiden met een proefschrift ‘de Joanne Baptista’ tot doctor in de godgeleerdheid. Nauwelijks 5 maanden na zijn optreden te Eck en Wiel; immers den 25sten Oct. reeds, werd Bax beroepen te Brielle om hier, na den 21sten April in zijn eerste gemeente afscheid gepreekt te hebben, den 12den Mei 1822 te worden bevestigd. Te Brielle bleef hij tot den 25sten Maart 1827, toen hij naar Zutphen ging, waar hij zich den 29sten April aan de gemeente d.t.p. verbond. Een ongelukkig toeval maakte in den nacht van den 25sten op den 26sten April 1857 te Rotterdam, werwaarts hij gegaan was om er een lezing te houden, een einde aan zijn leven. ‘Begaafd met uitstekende vermogens, zeldzame vlugheid, een helder oordeel en grondige geleerdheid (als student werd hij tweemaal met goud bekroond, en
werd hem het lidmaatschap in verschillende letter- en dichtkundige genootschappen aangeboden), besteedde hij zijne krachten tot eer van God en den Verlosser, diende hij zijn gemeenten met voorbeeldigen ijver en trouw. Hij was de vriend van ouden en jongen, van aanzienlijken en geringen, daar hij door zijne beminnelijke hoedanigheden, zijne minzaamheid en christelijke opgeruimdheid, zijne eenvoudigheid en nederigheid zich elks liefde en achting had verworven. Wie zijne hulp of medewerking tot iets goeds inriep, vond hem altijd bereid, in verschillende betrekkingen was hij onvermoeid werkzaam om hetzelve te bevorderen. Als verkondiger des Evangelies, onderscheidde hij zich door krachtige en sierlijke, maar tevens duidelijke en ernstige voordracht; door den geest der bezadigdheid en der liefde, het kenmerk van ware verlichting. Als Christen bevestigde