Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Pierre Bayle]BAYLE (Pierre), zoon van Jean en Jeanne Bruguière, werd den 18den Nov. 1647 geboren te Carla (Roquefort) in het Fr. departement Ariège. Na eerst het onderricht ontvangen te hebben van zijn vader, ging hij naar de academie te Puy Laurens, waar hij zóó hard werkte, dat zijn gezondheid er onder leed, reden waarom hij naar zijn oom gezonden werd, die te Saverdun woonde. Hier las hij echter te veel, zoodat besloten werd hem naar zijn geboorteplaats te doen terugkeeren. Na zijn volkomen herstel begaf hij zich op nieuw naar Puy Laurens en van daar in Febr. 1669 naar Toulouse, waar hij de lessen over de wijsbegeerte, gegeven door de Jezuïeten, volgde, wat ten gevolge had dat hij reeds een maand later, immers den 19den Maart het Prot. geloof afzwoer. Lang renegaat is hij | |
[pagina 357]
| |
evenwel niet gebleven, maar den 21sten Aug. 1670 verliet hij de Kath. kerk weer waarop hij naar Genève trok, om daar zijn studie voort te zetten. Spoedig werd hij hier gouverneur, bracht vervolgens eenigen tijd door te Rouaan bij zijn vriend Basnage, vanwaar hij naar Parijs trok, alwaar hij opgenomen werd in den letterkundigen kring van Menage, en den 11den Nov. 1675 opende hij zijn lessen aan de hoogeschool te Sedan, als hoogleeraar in de wijsbegeerte, als hoedanig hij werkzaam gebleven is tot Juli 1681, toen de universiteit gesloten werd. Door toedoen van H. v. Paets, een invloedrijk man, werd Bayle nu benoemd tot hoogleeraar aan de ill. school te Rotterdam en na hier den 5den Dec. 1681 zijn oraison inaugurale gehouden te hebben, begon hij den 8sten d.a.v. zijne colleges. Te Rotterdam heeft Bayle veel gearbeid. De studie was zijn lust en leven; maar aan genoegens nam hij weinig deel. Zijn ambtgenooten Jurieu, Jaquelot en Le Clerc hebben hem zeer veel verdriet veroorzaakt en de eerste ‘die van zijn vriend zijn aartsvijand was geworden, vervolgde hem ten bloede toe.’ Dit neemt niet weg dat hij toch ook vele vrienden bezat, doch zijn grootste vrienden waren zijn boeken. Aan geld hechtte hij geen waarde, voor de eer heeft hij nooit iets gedaan, een goed huwelijk en een daarmee gepaard gaand gelukkig huiselijk leven, heeft hij aan zijn weetgierigheid ten offer gebracht en uitspanning had hij niet noodig (Rotterd. jaarb. 1888. blz. 19). Dit alles bracht mee dat hij voor zich zelf weinig behoeften had, en zoo kon hij gemakkelijk leven van het kleine inkomen (f 500) hem door de stad Rotterdam geschonken, ja zelfs kon hij met schrijven het noodige verdienen, nadat hij den 30sten Oct. 1693, uit zijn ambt was ontzet, wat ontegenzeggelijk een gevolg is geweest van groote vijandschap tegen hem, die hij zich door zijn godsdienstige overtuiging op den hals had gehaald. Hij stierf den 28sten Dec. 1706 en werd den 31sten in de Walenkerk begraven. Een lijst van zijne werken, die alle op één na, nameloos verschenen, is te vinden in La France Protest. 2me éd. T. I. Paris. Col. 1061-1077. Tot de meest bekende producten zijner pen behoort de Dictionnaire historique et critique, aangekondigd in 1692Ga naar voetnoot1) en waarvan het 1ste deel in druk verscheen in 1695. Dit deel maakte verbazenden opgang, zoodat er een tweede uitgave van verschijnen moest, die echter, dewijl Bayle zich met de bewerking van het 2de deel bezig hield en hij zich met de correctie der drukproeven van die nieuwe editie niet kon belasten, zeer veel onjuistheden bevat. Gelijk boven reeds is gezegd is deze Dictionnaire het eenige boek van hem, dat, bij de verschijning, zijn naam droeg. De uitgever had er hem toe genoodzaakt dit te doen. Er zijn tal van uitgaven van gekomen en de artikelen, die er in staan zijn bewerkt ‘nadat de auteur alle hulpmiddelen, die beschikbaar waren, gebruikt had.’ De noten, die feitelijk meer plaats innemen dan de tekst, zijn hoogstbelangrijk en kunnen nog groote diensten bewijzen, terwijl ze de onmiskenbare blijken geven van een lectuur, die bijna onbegrijpelijk is. Wie kennis met de Dictionnaire heeft gemaakt, moet het getuigenis er over, uitgesproken door Weiss (Hist. des refugiés prot. T. II. p. 113) tot het zijne maken, dat ze is een ‘monument gigantesque d'une érudition riche et variée dans lequel trouve place toute la science du dix septième siècle.’ Telkens staat men verbaasd over de uitgebreide kennis, die Bayle bezat over verschillende uitgaven o.a. van boeken | |
[pagina 358]
| |
van geleerden, vooral van theologen, hier en elders verschenen. Onmogelijk is het dat Bayle al die beschrijvingen heeft kunnen geven zonder ze te kennen. Hiervoor moet verbazend veel tijd besteed zijn en moeite, gepaard met buitengewoon groote bibliographische kennis. Nog moet er de aandacht op gevestigd worden dat Bayle in ons land ‘de boeken aankondigende en beoordeelende tijdschriften, inheemsch heeft doen worden’, door zijn Nouvelles de la république des Lettres die van 1684-1687, in 36 deeltjes zijn verschenen. Het denkbeeld, deze Nouvelles uit te geven, was bij hem opgekomen, door wat Denis de Sallo deed, die in 1665 te Parijs, op naam van zijn lakei sieur de Hedouville, uitgaf Le journal des Sçavans. Deze arbeid van Bayle werd voortgezet door H. Basnage de Beauval, onder den titel van Histoire des ouvrages des Sçavans par Monsr. B..... docteur es droits 1709 in 24 deeltjes. Wat Bayle in dezen begonnen was, werd door anderen nagevolgd en zoo zag o.a. ook in 1692 het licht de Boekzaal van Europa van den praeceptor en notaris publicus Petrus Rabus. Sedert 1715 kreeg het den naam van de Boekzaal der geleerde wereld. Was de vijandschap tusschen Jurieu en Bayle gaandeweg heftiger geworden, zeer vergrootte ze nog, nadat in 1686 verschenen was Commentaire philosophique sur ces paroles de J.C. Contrain les d'entrer Anoniem verschenen, ontdekte Jurieu weldra den waren auteur in Bayle en gene was daarover zoo boos dat hij ‘zijn pen in gal doopte.’ Het antwoord bleef niet uit, en onder het pseudoniem van Jean Tox de Bruges, gaf Bayle een Supplément du commentaire philosophique, tengevolge waarvan de ruzie, indien 't mogelijk ware, nog immer heftiger proporties aannam. Vooral ergerde zich Jurieu hieraan, dat Bayle in zijn Commentaire een lievelingsdenkbeeld bestreed van eerstgenoemde. Jurieu toch had uit de Openbaring afgeleid, dat in 1689 de vervolgingen tegen de Protestanten in Frankrijk zouden ophouden en dat ze in vrede naar hun land zouden mogen terugkeeren. Bayle hield het tegendeel vol en van een grijpen naar de wapens om toch te verkrijgen wat men wenschte en waartoe Jurieu aanspoorde, wilde Bayle niets weten. Op zoo'n gespannen voet stonden beide Rott. professoren, toen in 1689 of 1690 een boekje verscheen: Avis important aux refugiez sur leur prochain retour en France, waarin met de verwachtingen van Jurieu bitter den draak gestoken werd. Jurieu beweerde dat dit geschrift gevloeid was uit de pen van Bayle, die dit echter ten stellige ontkende. Dan hoe dit ook zij, het ‘Ecrasez l'infâme’ bleef in het vervolg het levensdoel van Jurieu en zoo het niet gelukte hem met de pen te vernietigen, dan zou hij daartoe het wapen der kerkelijke- of der politieke overheid aanwenden en men vindt in de Actes du consist. de l'église Wall. de Rotterdam, bijna op elke bladzijde de bewijzen, die ons leeren hoe Jurieu al zijn invloed aanwendde op den Walschen kerkeraad, om Bayle geheel en al onschadelijk te maken. Ook richtte Jurieu tegen Bayle zijn Examen de l'Avis cet., waarop laatstgenoemde antwoordde met zijn La cabale chimérique, dat in 1691 het licht zag. Duidelijk treedt hier aan 't licht dat zijn ongodsdienstigheid feitelijk hierop neerkomt, dat hij niet geloofde in al de voorspellingen, wonderen en openbaringen, die zijn tegenstander aannam. Dat de strijd tusschen de beide mannen zoo hoog geloopen is, is verklaarbaar uit beider godsdienstige overtuiging. Naarmate deze, ten gevolge van de geschriften, die het licht zagen immer duidelijker aan den dag kwam, naar diezelfde mate moest de strijd heftiger worden. Conflicten konden niet uitblijven; doch zeker is dat Bayle | |
[pagina 359]
| |
de gevolgen van de verbittering, die tusschen de oude vrienden was ontstaan, in maar al te ruime mate heeft ondervonden. Een fanatiek wijsgeer is Bayle niet geweest, op kerkelijk gebied echter dulde hij geen dweperij. Dat hij een godsdienstig man was lijdt geen twijfel. Dit toch bleek, niet slechts uit de wijze, waarop hij zich van zijn kerkel. plichten kweet, maar vóór en boven alles uit zijn leven, uit de wijze ook, waarop hij het onrecht, hem door de regeering der stad Rotterdam aangedaan, wist te dragen. Sepp. (Het godgel. onderw. dl. 2, Leiden 1874 blz. 136) zegt op de vraag, welke plaats Bayle moet worden toegewezen op godsdienstig gebied? ‘als apostel, niet van het indifferentisme, maar van de meest onbeperkte tolerantie, zoo sta hij voor ons, van den godsdienst, veel minder van het Christendom afkeerig, heeft hij voor de eischen der individualiteit gesproken en ieders regt verdedigd, om te knielen bij het altaar, dat hij verkoos. Te midden van een theol. natie levende, heeft hij het voorgeslacht herinnerd, dat de godgeleerde twisten meerendeels golden zeer duistere vraagstukken, en bragt hij het zijne toe, om aan de religie en aan de theologie elk haar eigen gebied te doen behouden. Scepticus noemt men hem; men ga voort het te doen, mits met de bepaling die L. Feuerbach ons leerde. Bayle's Scepticismus hat nur im Besondern die Bedeutung einer unentschiednen Neutralität; im allgemeinen hat er den energischen Charakter eines lebendigen Processes in dem die heftigsten Gegensätze sich an einander reiben. Bayle ist der durchgeführte Cartesianische Dualismus, sein Wesen ist den Widerspruch. Eben desswegen hat er ein eben so tragisches als komisches Element in sich. De eigen woorden van Bayle geven de beste inlichting. Je suis un philosophe sans entètement, et qui regarde Aristote, Epicure, Descartes comme des inventeurs de conjectures que l'on fuit ou que l'on quitte, selon que l'on veut chercher plutôt un tel qu'un tel amusement à l'esprit.’ Onder den indruk van deze belijdenis had Sayous regt om te beweren: le caractère essentiel de son influence est d'avoir répandu dans le monde un prétendu esprit de philosophie, qui n'est autre, à bien des égards, que la négation et le mépris de la philosophie’. Behalve de gedrukte werken vond men bij zijn dood nog tal van manuscripten, die volgens het tusschen Oct. en Dec. 1706 verleden testament, aan zijn neef kwamen met een som van f 10.000. Zijn executair-testamentair ontving zijne theol. boeken en de overige vermaakte hij aan de familie Paets. Een compleete uitgave van Bayle's werken zag het licht in 1727 te Amsterdam onder den titel van Oeuvres diverses .... avec privilège des états de Hollande et de West-Frise. Het titelblad vermeldt zijn rang professeur en philosophie et hist. à Rotterdam. De Dict. komt hierin niet voor. Een portret van hem berust in het gemeente-archief te Rotterdam en een afgedrukte beeltenis van hem vindt men in Egl. Wall. par L. Bresson, Rott. 1890. vóór pag. 13. Litteratuur: La France Protest. 2me éd. T. I. col. 1055-1077. Rott. jaarboekje. 1ste jg. 1888 in een studie van Mr. Dr. J.B. Kan; de Illustre school te Rotterdam, bepaaldelijk blz. 11-41; Sepp; Het godgel. onderw. in Nederland. dl. II. blz. 134-140. |
|