verleend, waarop hij naar 's Hertogenbosch vertrok, alwaar hij den 24sten Sept. 1766, op ruim 71jarigen leeftijd stierf.
Toen de Franschen, den 28sten Januari 1749 de stad Sluis verlieten, deed hij een korte toespraak tot de gemeente, terwijl hij den 30sten (Donderdagavond) preekte uit Psalm 57:8-18; maar de eigenlijke feestrede hield hij den 2den Februari over Psalm 124. Deze preek verscheen in 1749, na goedgekeurd te zijn door de theol. faculteit te Utrecht, te Dordrecht bij Johan Georg Wittich, onder den titel: Sluys in Vlaanderens eerste dank- en gedenk-dag, enz. In dit boek komen zeer veel merkwaardigheden en wetenswaardigheden voor, betrekking hebbende op de komst van de Franschen vóór Sluis (Maandag 17 April 1747), de overgave (21 April) van de stad, het verblijf der veroveraars aldaar enz. enz., die waarschijnlijk elders niet te vinden zijn.
Behalve deze preek verscheen nog van hem: Afscheits leerreden van de Gemeente te Oudt-Alblas, uit Hand. 20:26, 27. En intre leerreden tot de Gemeente te Sluis in Vlaanderen, uit Filipp. 4:13, met drie keurstoffen over 3 Joh. vs. 4 en Judae: 20, 21. Benevens een noodtwendig Voorberigt, nopens zeker hedendaagsch begrip van het Euangelisch wachtende, of lydelyk werkzaam der gelovigen. En een aanhangsel van een drieledig veelsints zakelyk Registertje, van de namen, eertitelen en eigenschappen van Jezus, van zijn volk, en Gezanten. Door Johs. Bagelaar, Herder en Leraar in Jezus gemeente te Sluis in Vlaanderen. Te Dordrecht, bij Johs. 't Hooft. 1737. 4o.
Litteratuur: Boekzaal 1720b. blz. 114 en 353; Id. 1735b. 652 en 761. Id. 1736a. blz. 614. Id. 1761a. blz. 681. Id. 1766. blz. 724 en 725.