B
[Tiberius de Baar]
BAAR (Tiberius de) werd geboren te Rottum in de Ommelanden, waar zijn vader predikant was. Den 24sten Mei 1763 deed hij schitterend praeparatoir examen voor de classis Workum. Hij was predikant te Witmarsum van 19 Oct. 1764-22 Mei 1770. Op dezen laatsten datum werd hij op ‘'s Lands Cancelarye publyq ter zaake van zeer ligt veerdig, en gantsch opsprakelijk gedrag, gepaard met valsch sweeren, valsche dilatien, en beschuldigingen tegen zijne naasten, met misleiden van den Regter enz., verklaard mijneedig, infaam en ten hoogste schuldig, aan zeer atroce en Judicieele calumnien, en gecondemneerd om God met geboogene knien, de Justitie met behoorlijke reverentie en zijne beleedigde naasten vergiffenisse te bidden van de hooggaande misdaden van hem gepleegd, en voor 6 jaaren gebannen buiten deeze Provincie, by poene van arbitraire straf, zoo binnen die tyd daar weeder binnen komt.’ Op de Classis van den 5den d.a. volgend werd hij ‘voor altoos gedeporteerd van 't werk der H. Bedieninge, en hem van 't gebruik der h. sacramenten geexcommuniceerd.’
Hij schreef belangrijke verhandelingen in de Bibliotheca Hagana, Amst. et Lugd. Bat. 1768-1776, uitgegeven door Nicolaus Barkey.
Litteratuur: Boekz. d. Gel. Wer. 1763a, blz. 649; 1770a, blz. 692. T.A. Romein, Naamlijst der Predikanten in de Herv. Gem. van Friesl. blz. 321, Schotel, Kerkel. Dordrecht, II, blz. 92. n. 2.