Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Theodorus Antonides]ANTONIDES (Theodorus), geboren in 1647, werd, na volbrachte studie, predikant te Westerwijtwert, aan welke gemeente van af 1692 werd toegevoegd Menkeweer. Hij stierf hier in 1715 in de maand Januari. Onder de levensbijzonderheden, die van hem bekend zijn, moeten we het feit rekenen, dat hij driemaal is gehuwd geweest, eerst met Aletta Snip, daarna met Giselina Cranssen en eindelijk met Elisabeth Magdalena de Walrich, weduwe van Dr. Mellingh en de moeder van Meinardus. Antonides was een vurig aanhanger van Coccejus en heeft de volgende werken geschreven: Schriftmatige verklaringe over den eersten algemeinen Zendbrief van den H. Apostel Simon Petrus enz. Te Leeuwarden by Gerardus Hoogslag, 1694. 4o. Hoofdsumma der Godgeleerdheid, uit de Schriften opgehaald door Johannes Koccejus, Hooge School Leeraar der H. Godgeleerdh. in 't Nederduits vertolkt door Theodorus Antonides, Predikant tot Westerwijtwert en Menkeweer. Te Leeuwarden by Gerard Hoogslag, 1696. 4o. Naar aanleiding van de uitgave van dit boek zegt P. Rabus in de BoekzaalGa naar voetnoot1), dat Antonides een man was ‘van onophoudelijken vlijt in 't navorschen van de christelijke Bibelwijsheid, die zijne landgenooten op velerley wijzen, en nu byzonderlijk door dezen zwaarwichtigen arbeid verpligt heeft.’ ‘Ieder (heet het verder) wie zijne Schriften heeft gelezen, en daarinne aangemerkt, met hoe grooten lof hij gewoon is de uitleggingen van den vermaarden Koccejus by te brengen, kan zig wel haast verbeelden, dat het hem minder als anderen zal verdroten hebben, zoo groot een boek uit de Latijnsche in onze spraak naauwkeuriglijk te vertalen; waaromme my straks, als ik 't zelve zag, te binnen quam, hetgene ik eens, met een kleine verandering, op iemand anders schreef: Het was al lang 't weetgierig Neêrland leed,
Dat deze schat, in vremde taal besloten,
Niet blinken mogt in 't cierelijke kleed
Zijns Moeders, zoo voor kleinen, als voor grooten;
En dat de Tolk van 't tweederley verbond
Geen Tolk vond, die na d'eigenschap der reden,
Zijn Fenixpen met naarstigheid bestond
In 't Nederduitsch manmoedig na te treden:
Tot dat in 't end Antonides dien last,
Dien zwaren last, durft tillen op zijn schouderen,
Die niemand als een letter Herkles past,
Om langer niet dit werk te zien verouderen.’
Maar niet alleen Rabus juichte de verschijning van dit boek toe, ook de theo- | |
[pagina 196]
| |
logische faculteit te Groningen dankte God, dat Hij Antonides ‘lust had gegeven en kracht, tot zoo zwaren arbeid noodig, te meer, dewijl zij uit vergelijking van plaatsen gezien had, dat hij in dezen met een zonderlinge trouw heeft gehandeld, geenzins twijfelende of de Heere zal dit kostelijk merg van Schriftuerlijke gedagten velen doen ten nutte zijn.’ Nauwelijks had de ‘Hoofdsumma’ het licht gezien, of aanstonds zette de ijverige man zich op nieuw aan 't werk, ditmaal om een verklaring te geven van den tweeden zendbrief van Petrus en dien van Judas, al 't welk iemand deed uitroepen: ‘Dat hem de Nijd niet kan verwijten,
Zijn leven lediglijk te slijten.’
Reeds het volgende jaar verscheen dan ook: Schriftmatige verklaringe over den tweeden algemeinen Zendbrief van den H. Apostel Simeon Petrus, mitsgaders den H. Apostel Judas Thaddeus, ordentelijk het tweede hoofdstuk van Petrus ingelijft, enz. Te Leeuwarden by Gerardus Hoogslag 1697. 4o. Wat betreft den brief van Judas, deze is niet afzonderlijk bewerkt, maar hij wordt, bij de behandeling van 2 Petrus 2 (gelijk de titel aangeeft), afzonderlijk besproken. Wanneer men nu in de meening verkeert dat Antonides, vurig Coccejaan als hij was, immer in alles zijn grooten meester navolgt, dan is dit toch een dwaling, neen, overal zien we een zelfstandig oordeel, al is het dan ook in den geest van Coccejus. Verklaringe over de Wonderwerken Jezu Christi, enz. De tweede dr., door den Auteur vermeerderd en verbeterd. Te Leeuwarden by Gerardus Hoogslag, 1697. 4o. Schriftmatige verklaringe over den algemeenen Zendbrief van den H. Apostel Jakobus, enz. Te Leeuwarden by Gerardus Hoogslag, 1699. 4o. Aan de eigenlijke verklaring van den brief laat de auteur een betoog voorafgaan, waarin 1o de goddelijke oorsprong van den brief gehandhaafd wordt; 2o de verklaring wordt gegeven van den stijl, inhoud en het oogmerk van den brief en 3o de opgave van eenige bijzondere gronden en regels, die tot uitgangspunt voor de verklaring hebben gediend. Ofschoon niet in alle opzichten met hem eens, heeft toch ook ditmaal weer de godgeleerde faculteit te Franeker dezen arbeid goedgekeurd. Opmerking verdient nog, dat hier en daar door Antonides eenige beschouwingen en mededeelingen gedaan worden ‘over bijzondere zaken, den Godsdienst betreffende,’ b.v. op blz. 314-322, waar merkwaardige staaltjes te vinden zijn over de destijds in de kerk gebruikelijke manier van preeken. Zou de wijze, waarop de geleerde schrijver exegetiseerde, ons niet meer kunnen behagen, dit neemt niet weg, dat we toch zijn groote belezenheid, zijn grondige kennis van het Hebreeuwsch en Grieksch, welke overal uitkomt en zijn scherp vernuft, bewonderen. Bedenkingen voorgestelt ter nader verklaringe van 't boek Job, enz. Te Leeuwarden bij Gerardus Hoogslag, Boekverkooper. 1700. 4o. Ὀλυμπία dat is Olymp-speelen der Grieken, nagebootst van den Romeinen uit oude Griekse en Romeinse Schrijvers opgehaalt door Theodoras Antonides, in zyn | |
[pagina 197]
| |
leven Praedikant te Westerwytwert en Menkeweer. Na zijn doot uitgegeven door deszelfs zoon Meinart Antonides, enz. Het boek is een eerbiedwaardig monument voor de verbazende belezenheid van Theodorus Antonides, hij moet een grondig kenner der Grieksche en Latijnsche litteratuur zijn geweest. Litteratuur: J. Christoph Adelung, Fortsetzung und Ergänzungen zu Christian Gottlieb Jöcher allgemeinem Gelehrten-Lexico. 1er Bd. Leipzig 1784, kol. 933 en 934. Hier vinden we dat de Schriftmatige verklaringe over den 1sten brief van Petrus, zoowel als over den 2den brief met dien van Judas, in het Duitsch is vertaald door Alrich Plenken, en in 1700 in fo. het licht zag te Bremen, terwijl een overzetting in dezelfde taal, van de Bedenkingen voorgestelt ter nader verklaringe van 't boek Job, enz. van de hand van Franc. Laur. von Hommel in 1702 (4o) verscheen te Francfort a./M. Tegen de mystieke en allegorische verklaring van Antonides, schreef in 1703 te Leipzig Joh. Schmid zijn dissertatio de mystico historiae Jobeae Sensu, cf. Walch., Bibliotheca theologica. Th. IV. S. 487. - Cornelius Adami, Naaml. der Predikanten in de Prov. van Stadt Gron. en Ommelanden..... verm. tot het jaar 1745. Groningen 1745. blz. 94. - A.J. v.d. Aa, Biogr. Woordenb., 1ste dl. Haarlem 1852, blz. 323 en 324. De Boekzaal van Europa (Mei-Juni 1694) blz. 522-528. Id. Nov./Dec. 1696, blz. 413-426. Id. Juli/Aug. 1697, blz. 23-31. Id. Sept./Oct. 1697, blz. 226-232. Id. Maart/April 1699, blz. 349-365. |
|