Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Andreas Johz. Andriessen]ANDRIESSEN (Andreas Johz.), geboren te Middelburg, den 16den Januari 1733, was de zoon van Jacobus Andriessen de Waal, houtkooper en broeder van den voorgaanden. Hij bezocht de Latijnsche- en de illustre school in zijn geboortestad, hier het onderricht genietende van Wesseling, Voget en Schorer, terwijl Jacobus Willemsen zorgde voor zijn godsdienstige vorming. De godgeleerde studiën, te Middelburg begonnen, werden te Utrecht voortgezetGa naar voetnoot1), en na ze voleindigd te hebben, werd hij achtereenvolgens predikant te | |
[pagina 181]
| |
Yerseke in 1755Ga naar voetnoot1), daarna te Nieuw-Loosdrecht, eindelijk te MiddelburgGa naar voetnoot2), waar hij den 13den April 1764 beroepen werd in de plaats van F.W. van Oosterzee. De bevestiging had plaats den 1sten Juli door Ds. Augustus van der Sloot, met een tekst uit Openb. 11:1b, terwijl Andriessen des namiddags zijn dienstwerk aanvaardde met een toespraak uit 2 Chron. 1:10. Het is op de komst van dezen zijn neef, dat de Veersche predikant het gedichtje vervaardigde, dat opgenomen is in de Boekzaal van 1764, het 2de dl. blz. 119 en 120. In 1776 werd de Middelburgsche predikant beroepen te Utrecht, maar na lang en rijp beraad bedankte hij voor deze eervolle onderscheiding, en den 26sten Mei van genoemd jaar verbond hij zich op nieuw aan de gemeente van zijn geboortestad, sprekende over Hoogl. IV:16Ga naar voetnoot3). Dit bedanken werd van de zijde der magistratuur op hoogen prijs gesteld, want niet alleen werd hem een aanzienlijk geschenk aangebodenGa naar voetnoot4), maar hij werd zelfs, gelijk hij het uitdrukt, begiftigd met de allergrootste eer, waarnaar hij (volgens zijn eigen verklaring) nooit zou gedongen hebben, nl. met een ‘openbare bediening in Middelburgs Doorluchtige School’, waarvoor hij zeer dankbaar was, doch waarvan hij de zwaarwichtigheid niet ontveinsde. Wat hij dan als hoogleeraar aan de illustre school te doen had? ‘jongelingen, die de lagere scholen maar even vaarwel gezegd hebben, te onderwijzen in zulke talen en wetenschappen, welke hen in staat kunnen stellen om de Academische lessen met des te meer voordeel aan te hooren’, terwijl hij later zegt: ‘ulieden eindelijk lust het my aan te spreeken, hare jongelingen en vooral ulieden, die uzelven in het vervolg in de Godgeleerdheid staat te oefenen! Ziet daar in mij enen nieuwen leidsman en medgesel’..... enz.Ga naar voetnoot5). | |
[pagina 182]
| |
Deze nieuwe betrekking, die hem echter niet verhinderde als predikant werkzaam te blijven, aanvaardde Andriessen met het uitspreken eener redevoering, getiteld: ‘De waarheid van den Christelijken godsdienst door de wonderdadige uitstorting van den H. Geest, op het eerste Pinksterfeest des Nieuwen Testaments’ uitgesproken in de Latijnsche taalGa naar voetnoot1), werd ze in de onze overgezet door Justus Wilhelmus de Bruyn terwijl ze het licht zag in 1778 te Middelburg, bij P. Gillissen, wed. M.H. Callenfels en J. Dane. Wanneer F. Nagtglas in zijn Levensberichten van Zeeuwen (1ste afl. blz. 8) zegt, dat Andriessen deze redevoering hield in het auditorium, dan begaat hij een kleine onjuistheid, dewijl ze niet hier, maar in de Nieuwe kerk werd uitgesproken, den 30sten AprilGa naar voetnoot2). Tot zijn dood, den 21sten November 1800, heeft hij zich met alle kracht, die in hem was, gekweten van het hem opgedragen werk. Hij was een trouw en volijverig man, die gearbeid heeft zoolang het dag voor hem was. Zonderling klinkt het, wanneer we vernemen, dat in Januari 1801 in de Nieuwe kerk te Middelburg ter zijner nagedachtenis een geestelijk concert gehouden werd ‘met orgel, snarenspel en zang’, dat uitnemend voldeedGa naar voetnoot3). 's Mans portret, naar het leven geteekend, werd in 1756 door George Kockers in koper gebracht. Gehuwd was hij in Augustus 1760 met Catharina Johanna Grymalla (gest. den 4den Aug. 1801). Uit deze echtverbintenis werden geen kinderen geboren. In den Catalogus van de bibliotheken van Mensinga en de Vlieger (Amsterdam, Bom, 1884) komt op blz. 47 sub no. 843, een manuscipt voor, behelzende een predikatie van A. Andriessen over Joh. 6:44. Litteratuur F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, 1ste afl. blz. 7 en 8. Boekzaal 1800. 2de dl. 690 en 691. - Symbolae litterariae Haganae. Classis primae. Fasciculus primus. Hagae Comitum. 1777. (Nagtglas t.a.p. heeft verkeerdelijk 1770) pag. 228. |
|