Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend
[pagina 39]
| ||||||||||
à Buma of à Bouma, welken hij voerde, doet vermoeden, dat hij van grootmoederszijde afstamde van Gellius Faber de Bouma, den bekenden hervormingsprediker. Men treft dan ook den voornaam Gellius in het geslacht Acronius aanGa naar voetnoot1).’ Hij studeerde te Franeker in de godgeleerdheid en genoot het onderricht van Christanus Schotanus Sterringa, Johannes Cloppenburch en van zijn oom van vaderszijde Dominicus Acronius à Buma (1611-15 Maart 1656. Prof. in de geschiedenis te Franeker van 19 Febr. 1647 - zijn dood), onder wiens leiding hij een carmen reciteerde, dat tot titel had: Iter ad Inferos somnio poetico adumbratum. Dit gebeurde den 4den Maart 1655 en spoedig daarna zag dit gedicht in 4o, in de Friesche academiestad het licht. Na 't volbrengen van zijn godgeleerde studien, werd hij in 1659 predikant te Loenen op de Veluwe. Terwijl hij hier stond, zag te Zutphen het licht, een nieuwe uitgave van het werk van zijn grootvader Onderrichtinge van de Beroepinge der Predicanten,.... enz.Ga naar voetnoot2). Was tot nu toe onbekend, wanneer ongeveer gemeld boekje te Zutphen verscheen, de verzen (1 in 't Latijn en 3 in onze taal, onderteekend J.A. à B. Predicant tot Loenen), dier er achter geplaatst zijn, wijzen er op dat dit in elk geval moet gebeurd zijn, toen onze Acronius in zijn eerste gemeente werkzaam was. In 1672 ging hij naar Beekbergen, waar hij den 10den April beroepen was, en het is in deze plaats geweest, dat hij in 1705 stierf. Bepaalde godgeleerde werken schreef Acronius à Buma niet. Wat hij gaf, waren gedichten in de Latijnsche-, zoowel als in de Nederlandsche taal. Voor zoo ver ik kon nagaan gaf hij uit:
Litteratuur: Van der Aa; Biogr. Woordenb. 2de dl. 2de stuk. blz. 1559. Of het hier opgenoemde bundeltje Misselykdom of Zweerdigtjes over eenige Paapsche ongerymdheden. 4o, Acronius moet worden toegeschreven, bleek mij niet. Dat de | ||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||
Heydelb. Catech. die in 1716 in 8o het licht zag, niet van hem is, leert ons Doedes; Coll. van Rariora. 2de uitgaaf. Utrecht. blz. 37. |
|