Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 1
(1907)–Lambregt Abraham van Langeraad, Hugo Visscher– Auteursrecht onbekend[Friedrich Ludwig Abresch]ABRESCH (Friedrich Ludwig). Hij was geen theoloog, maar een litterator van den eersten rang. Toch verdient zijn naam ook hier vermeld te worden, omdat hij ook op het gebied der Nieuw-Testamentische exegese zich bewogen heeft. Uit den naam blijkt reeds, dat deze Abresch geen Nederlander was van geboorte, maar het grootste en meest beteekenisvolle deel zijner dagen heeft hij in ons vaderland doorgebracht. Den 29en December 1699 werd hij te Homburg a/d Höhe geboren. Zijn vader Joh. Petrus Abresch heeft aanzienlijke regeeringsambten bekleed, en zijne moeder, Margaretha Sibylla Reitz was verwant aan meer dan één geleerde van dien naam. Op dertienjarigen leeftijd werd Friedrich Ludwig naar Taub-hausen, een dorp in de nabijheid van Greifenstein, gezonden om in de wiskunde en het Fransch onderwezen te worden. Binnen zeer korten tijd was hij deze taal machtig. Naar huis teruggekeerd werd hij toevertrouwd aan de zorgen van den arts Petrus Scriba, die hem in het Latijn en Grieksch onderwees. In 1717 werd hij naar Herborn gezonden om daar hooger onderwijs te ontvangen. Oorspronkelijk werd hij door zijne ouders voor de studie der godgeleerdheid bestemd. Daarom leerde hij Hebreeuwsch en volgde colleges in theologische vakken. In 1720 verliet hij Herborn om zijne studiën voort te zetten aan de universiteit te Utrecht. Het verblijf aan deze hoogeschool bracht een groote ommekeer te weeg in zijn wetenschappelijk streven. Hij volgde er de colleges van de professoren | |||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||
Drakenborch en Duker, die de lust voor de classieke talen zoo machtig in hem wisten op te wekken, dat hij zich daarop met alle kracht ging toeleggen. Aanvankelijk bleef hij nog de lessen van H.S. van Alphen en Lampe volgen, maar oprechte belangstelling kon de theologie bij hem niet meer verwerven, zoodat hij ten laatste, met toestemming zijner ouders besloot, zich geheel aan zijne lievelingswetenschap te wijden. In 1723 was hij besloten om naar Leiden te vertrekken en ook aan deze hoogeschool eenigen tijd te studeeren. Dat plan heeft hij echter niet uitgevoerd, daar hij benoemd werd tot conrector aan het gymnasium te Middelburg. Tot 1725 bleef hij deze betrekking waarnemen, toen hij tot rector werd aangesteld. Later werd hij nog bovendien met een lectoraat belast. Tot 1741 verbleef hij in Middelburg, en aanvaardde toen het rectoraat aan het gymnasium te Zwolle. Tot zijnen dood, die in het jaar 1782 plaats greep, bleef hij in deze betrekking ijverig werkzaam. Tweemalen is hij gehuwd geweest. In 1727 trouwde hij Rebecca TrouillartGa naar voetnoot1), een koopmansdochter uit Rotterdam. In 1738 weduwnaar geworden, hertrouwde hij in 1741 met Abigaïl Wilhelmina Thiens, weduwe van Karel Pattbrugge, raad der stad Amersfoort. Uit zijn eerste huwelijk werden vijf zonen en drie dochters geboren en uit zijn tweede huwelijk twee zonen. Van zijne kinderen heeft de vierde zoon uit het eerste huwelijk Petrus Abresch zich beroemd gemaakt. Zeer veel heeft Friedrich Ludwig Abresch gedaan voor de studie van het Grieksch. Wat het Nieuwe Testament aangaat, heeft hij getracht uit ongewijde Grieksche schrijvers stof tot verklaring bij te brengen. Veel heeft hij nagelaten. In de Observat. Miscell. Critic. door de heeren P. Burmann en Jac. Phil. d'Orville te Amst. bij Waesbergen uitgegeven, heeft hij tal van bijdragen geleverd:
| |||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||
(Ook professor Alberti (zie in voce) heeft in zijne uitgave van Hesychius, van zijn arbeid gebruik gemaakt).
In 1708 was het door D. van Bashuyzen te Hanau opnieuw uitgegeven. Abresch heeft aan dit werkje veel verbeterd en toegevoegd. Litteratuur: Das Neue Gelehrte Europa, herausg. von J.C. Strodtmann, Wolfenbuttel. Th. III, S. 674, Th. XIII, S. 245. Over zijne briefwisseling met J. St. Bernard, zie Nav. II, blz. 16 en 17. |
|