Aan de telefoon
- Met Marjoke van der Giezen.
- Dag Moep, met Herman.
-...Met wie zegt u?
- Met Herman Ruitenbeek. Dag Marjook.
- Hee Herman! Ja, nu hoor ik 't pas. Hoe gaat 't met jóu?
- Gaat wel. Goed, zuilen we maar zeggen.
- Fijn. Goh, Herman, dat is 'n tijd geleden.
- Ja, tien jaar om precies te zijn. En ineens dacht ik aan je. Vandaar dat ik bel. Vind je niet gek?
- Tien jaar alweer, jeetje. Wat kan er veel gebeuren, hè, in tien jaar.
- Niet alleen vandaag, hoor. Wel 's vaker, dat ik aan je denk. Maar nu dacht ik: ik wil haar hóren ook. Dus ben ik achter je nummer aangegaan. Vind je toch niet gek?
- Nee hoor. Vind ik wel leuk.
- Goed om je stem te horen. Weet je 't nog, Marjook, dat kleine kamertje zonder ramen, met dat opklapbed en die pertroleumkachel?
- Ja, verdomd, ik zie 't weer zo'n beetje voor me. Daar kookten we ook op, hè, op die kachel?
- Nee, op dat plaatje naast de wasbak. En we hadden geen radio, geen televisie...Hadden we ook niet nodig, hè Marjook?
- Goh, ja, wat primitief, hè?
- En we gingen ook niet veel uit, want daar hadden we 't te druk voor, met elkaar, weet je nog? We kletsten wat af samen, volgens mij, ja toch?
- Ja, dat zal wel, wat deden we anders.
- En via een bovenraampje kon je op het platte dak komen, weet je nog? Dat we dan in de zomer 's nachts op het dak lagen, onder de sterren, uitkijkend over de hele stad. Gewoon met een matras en een slaapzak op het dak en dat we dan...
- Herman! Ik vind 't heel vervelend je te onderbreken, maar ik moet nu ingrijpen, de boel dreigt hier te worden afgebroken, dat hoor je misschien wel en ik moet ze zo naar school brengen. Bel je nog 's een keer? Ik vond 't leuk je weer te horen. Dag Herman. (hangt op)
- (tegen de pieptoon:). Dag. Dag Moep. Dag. 't is allemaal één grote pestzooi, Moep, en ze kunnen allemaal doodvallen. Maar met jou was 't beste, Moep. Verdomme. Ik heb 't je toen nooit zo rechtstreeks gezegd, maar ik hield godvergeten veel van je. En nog. Ik hou van je. Ik hou van je.
Al zou Laura vandaag weer terugkomen, dan nog hou ik meer van jou. Zo, dat kan ze in haar zak steken. (hangt op)