‘Sliep jij?’
‘Welnee, hoe kom je dáár nou bij? Ik deed mijn siësta!’
Na de siësta pak ik mijn boek en wil juist met genieten beginnen wanneer het hinderlijk begint te waaien. Zodat mijn Meesterwerk flapperend zichzelf leest en ik er nauwelijks aan te pas kom. Gelukkig heeft ook de strandwind zijn eigen naam (Mistral, Tramontane, Scirocco).
‘Ik heb “Der Mann ohne Eigenschaften” van Robert Musil niet kunnen lezen, door de Scirocco’ klinkt als ekskuus een stuk degelijker dan ‘Ik ben dit jaar niet veel verder gekomen in “Pride and Prejudice” van Jane Austen, door de wind.’
We dollen dus nog een half uurtje met de golven en daarna pakken we onze badspullen, boeken en vliezen om weer op huis aan te gaan.
Nu zijn wij van vijf uur 's middags tot negen uur 's avonds bezig met het inkopen, toebereiden en opeten van ons avondmaal. Rode wijn, drinken wij erbij. Tussen toetje en koffie spuit ik de slaapkamer van de kinderen insektenvrij en zodra de kleintjes liggen, installeren B. en ik ons op het balkon om nog wat te babbelen, want voor je het weet zit je de hele dag met je neus in de boeken en van een goed gesprek tussen man en vrouw komt dan weinig meer terecht.
Na een kwartiertje schenkt B. twee glaasjes Sambucco in (sterke drank heet hier gelukkig geen ‘Borrel’, maar ‘Spijsverteerder’), terwijl ik onze slaapkamer vrijspray van mogelijke muggebeten. Een half uur later gaan we naar bed en nu, terwijl ik dit opschrijf weet ik plotseling door welk gat van de dag die leestijd verdwijnt: het is dit uurtje voor het slapen gaan! Thuis is dit de tijd waarin ik snel, geconcentreerd en ongestoord door de Wereldliteratuur raas, maar hier hebben we net gespoten tegen de muggen en als ik nu het licht weer aanknip om te lezen is alles voor niets geweest!
Dat raadsel is dus opgelost: het was achtereenvolgens de schuld van de Mosquito's, Les Mouches en Gli Zanzare dat ik Tristram Shandy nog altijd niet heb gelezen!
Thuis groeit inmiddels een stapel kranten, weekbladen, brieven, giro- en bankschriften, ansichtkaarten en belastingsaanslagen tot boven manshoogte en het vooruitzicht deze papierberg straks te moeten afgraven bederft het plezier van de laatste dagen hier.
Ik heb overwogen mijn schoonmoeder, die op het huis past, te bellen en te vragen of ze de hele, drie weken dikke stapel kranten en tijdschriften vóór onze thuiskomst wil wegkieperen, zodat ik alleen de post overhoud, wat al verschrikkelijk genoeg is - je opent de bovenste giro-enveloppe van het financiële stapeltje en je denkt ‘goddank, nog net geen negatief saldo’, maar dan blijkt dit velletje het afschrift van de dag na je vertrek te zijn en wanneer je een kwartier later het meest recente formuliertje uit de hoop opvist zie je jezelf wel degelijk voor duizenden guldens rood staan; er zitten achterhaalde geboorteaankondigingen en rouwkaarten tussen de post waar je zoveel weken later alleen nog maar met overdreven kado's of extreme bewijzen van deelneming op kunt reageren en waarschijnlijk op precies hetzelfde moment dat jij in die zeeëgel trapte blijkt de deurwaarder vergeefs te hebben aangebeld (schoonmama was even met de honden uit) en een dreigend visitekaartje te hebben achtergelaten - maar ik weet dat mijn nieuwsgierigheid en mijn angst iets in Nederland ‘gemist’ te hebben het toch weer zullen winnen van mijn efficiëncy; als we overmorgen veilig langs Beaune weten te sturen en B. en de kinderen tegen twaalven 's nachts uitgeput in hun bed tollen zal ik met behulp van enkele Borrels, om te beginnen alle oude kranten doornemen!
En terwijl ik terugblader in de tijd zal mijn verse bruine huidskleur evenredig wijken: 's ochtends tegen vieren eindelijk beland bij de ‘Volkskrant’ van 19 juli (de ochtend na ons vertrek) ben ik weer even wit als op die datum. Zal ik dan maar niet beter naar bed gaan? Nee, ik ga ook alle post nog doornemen om, steeds bleker wordend, vast te stellen in welke projekten ik hoever achterop ben geraakt en ten opzichte van wie ik in gebreke ben gebleven.
Tegen achten zal ik uitgeperst in bed stappen en een gat in de dag slapen, waardoor ik nog diezelfde middag alweer een hele ochtend moet inhalen!
Het is een afschuwelijke Moderne Waarheid en wie weet wat er tegen te doen valt mag het zeggen: vakanties zijn er niet langer om in ‘bij’ te komen, maar om door achterop te raken.
Koot