donderdag, 20 mei 1982
Vandaag de hele dag in de Particuliere Dagboeken van Paul Léautaud gelezen. Zo openhartig en vrijmoedig zou mijn dagboek moeten worden. Wat een stormachtige verhouding had Léautaud met Madame Cayssac, die hij eerst de Panter en later de Gesel noemde.
Donderdag 12 juni 1924: ‘Er is niets stommers dan een vrouw die een geliefde heeft, die ze doorlopend aan het afkraken is, geestelijk en lichamelijk, en dát terwijl ze hem in bed geweldig vindt en dat ook bewijst. Idem wanneer ze zegt dat ik bij geen enkele vrouw in de smaak kan vallen. En zij dan? De zogenaamde opmerking van antiquair P...kan men vergelijken met de opmerking van de moeder van Madame D..., toen ze verleden jaar tegen me zei: “Wat zou u op uw leeftijd nog met een vrouw kunnen doen?” Toen de P...en ik naast elkaar in bed lagen, hebben we daar goed om gelachen, terwijl ze mijn....afzoog en ik haar v....en vervolgens n..., tot haar grote voldoening. Dát deed ik nou met een vrouw. Zij zelf (ze had haar mond vol en daar was alle reden toe) vond het verhaal heel grappig.’
Zou ik zo kunnen schrijven over mijn verhouding met de Antilope (Gemma)? Twee weken nu al hebben we geen g...meer gehad, zelfs niet...Vanmorgen gaf ik haar een...., waar ze een beetje van schrok, leek me. Zal ik de A...vanavond zacht achter haar oren...? Daar is ze altijd wel gevoelig voor.
vrijdag, 21 mei 1982
Vandaag de hele dag gelezen in het Geheim Dagboek van een puritein, van Samuel Pepys, een 17e eeuwse hoge Engelse ambtenaar.
Dat is natuurlijk ook een oplossing: zo nauwgezet mogelijk de huishoudelijke beslommeringen van alle dag noteren.
31 december 1664: ‘Vandaag mijn balans over het hele jaar opgemaakt. Ik ben er tot na twaalven mee bezig geweest en het was bitter koud; maar ik was wel tevreden over mijn bevindingen want door Gods grote genade bezit ik nu £ 1349; ben dit jaar dus £ 500 rijker geworden.
Zodra de klok één sloeg, ben ik naar mijn vrouw gegaan, die in de keuken bij het haardvuur zat en heb haar gekust en een gelukkig nieuwjaar toegewenst.’
Het nadeel van zo'n alledaagse registratie is natuurlijk, dat hij pas over een eeuw of wat echt interessant gaat worden, terwijl ik bij mijn leven wel graag de vruchten van mijn literaire gaven wil plukken.
De hele avond girorekeningen uitgeschreven. Mijn nieuwe saldo bedraagt ƒ 217,50. Toen ik in bed kwam, sliep Gemma al.
zaterdag, 22 mei 1982
Vandaag de hele dag in het Dromenboek van Frederik van Eeden gelezen. Dat is wel een heel originele manier om je innerlijk te verwoorden: een registratie van je nachtelijke droom, een Nachtboek dus eigenlijk. 22 september 1917: ‘Gisternacht voor 't eerst sinds veel maanden weer demonen gezien. Met dit bizondere dat mijn stem, toen ik ze verdreef, door mijn vrouw gehoord werd. Ze hoorde mij roepen: ga weg! en daarbij hijgde ik. De demonen waren niet zeer schrikwekkend. Een was er in een klein gangetje en hij maakte het helder licht, door kunstlicht. Een ook toonde alleen een paar handjes achter een deur. Ik riep “wil je weggaan!” en schold hem uit voor “wandelstok!” “zakdoek!” en zulke leevenlooze voorwerpen, daar ik wist dat ze daardoor 't meest beledigd zijn.’
Gisternacht droomde ik weer dat ik lakei was op Huis ten Bosch. Elke keer als de Koningin gebeld had, leek het alsof ik de trap van de keuken naar haar vertrekken opzweefde, als ik haar het gevraagde ging brengen. Ik deed kennelijk iets verkeerd, want ze was heel kwaad. Ze gooide me zelfs de hamer en de beitel waarmee ze aan het hakken was geweest, naar mijn hoofd.
zondag, 23 mei 1982
Vandaag een fantastisch idee gekregen, want zo kan ik natuurlijk niet doorgaan. Mijn visie op de dagboeken van beroemde voorgangers is zeker interessant, omdat het veel over mijzelf vertelt, maar ik denk toch niet dat mijn dagboek veel opschudding zal veroorzaken, als het gepubliceerd wordt, daarvoor is het genre te bekend. En toen dacht ik, als ik nou 's een brievenboek samenstelde? Mijn correspondentie met door mij bewonderde schrijvers! Dit idee gaf me zoveel energie, dat ik onmiddellijk aan de slag ging, zodat ik bij mijn avondwandeling met de hond, de volgende brief op de post kon doen.
Geachte heer Reve,
U kent mij niet, maar ik ken u wel!
Tenminste, als je een schrijver uit zijn boeken kan leren kennen. Dat is trouwens ook mijn vraag aan u: bent u van mening dat het voor de meer dan oppervlakkige lezer noodzakelijk is veel te weten van de schrijver privé? Bijvoorbeeld uit zijn dagboeken en/of brieven? Ikzelf ben daar nog niet helemaal uit, vandaar dat ik erg benieuwd ben naar de mening van u, die ik, in alle bescheidenheid, mijn Toekomstige Broeder in de kunst mag noemen.
Twee postzegels voor antwoord sluit ik hierbij in.
Uw bewonderaar,
Aarnout
(Volgende week verschijnt, bij Uitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep, Reve's nieuwe Brievenboek ‘Brieven aan Aarnout B.’)