De Zaak Van Der Laak
MIJN NAAM IS COR VAN DER LAAK
en wel hierom dat ik dit eens heb uitgezocht, ja, waar die grenzen eigenlijk liggen, wat niemand schijnt te weten, maar wel grote encyclopedieën op de plank waar nooit wat in op wordt gezocht want waar hebben ze d'r kleurentelevisie dan anders voor gekocht, jazeker, zodat er van de delen 1 tot en met twintig zeker veertien nooit worden ingeslagen of gekeken, laat staan dat men zich bezig houdt met vragen van praktiese aard zoals die dag in dag uit opduiken en waar door laksheid of geen interesse of toch geld zat (want moet je ze zien rijden de dames in hun kleine autootjes naar de bakker en de kapper en terug, maar dat kost óók geld, zo'n klein autootje, dat heeft óók benzine nodig) geen mens zich voor inzet of mee bezig houdt en wie kan dit heus niet alleen dit dan weer oplossen? Jazeker, dezelfde. Ondergetekende. Want als ik mijn mond niet open had gedaan en zeker tien, vijftien persoonlijke brieven getypt naar de burgemeester, dan hadden de stoepen hier nu nòg open gelegen en zou bus 19 geeneens gestòpt zijn op het Willem Breukerplein maar dan zouden wij als buurtbewoners voor onze vaste halte naar de Theo Loevendiedreef hebben moeten blijven lopen! Daar hoor ik Cock d'r brommer stoppen dus ik moet nu even open gaan doen maar ik bedoel maar: van die dingen ja, van die dingen!
Kijk het is dus een duidelijke zaak dat de kwaliteit der frankeerzegels, zoals de kwaliteit van alles, hard en hard achteruit holt wat je merkt bij:
a. scheuren en b. likken.
Ik zie het nog wel eens zo ver komen dat wij hier zuideuropese toestanden krijgen op de postkantoren met na kopen der zegel een potje lijm met kwastje te leen vragen aan lokettist, vanwege onvoldoende gromkracht!
Want zoals de normale zestigcents zegel nu al (niet!) plakt, is tekenend voor de mentaliteit aan de top waar gedacht wordt van laat maar jongens ze betalen toch wel! Loslopende honden en op al het eten wolken vliegen, zie ik er ook nog best van komen, in Nederland.
Het beste kunt u de natte tong, bij plakken der zegel, eerst even ‘afstrijken’ op rug van hand of manchet van overhemd; de tong moet eerder ‘vochtig’ dan nat zijn, want bij ‘nat’ likken wij de toch al onvoldoende gom bij eerste aanraking in zijn geheel mee naar binnen, terwijl over de gevolgen hiervan nog niets bekend is, wat verklaard wordt door allerhande artsen: ‘wat Gom nou eigenlijk precies doet, in de mond en het lichaam, daar weten wij eigenlijk nog niets van....Waarom neem je dan geen sponsje?’ vraagt Cock mij dan ook wel eens, maar dan zeg ik: ‘Spònsje Cock? Een spònsje zei je? Met de maat postzegels die we in Nederland hebben?’ Want daar heb je nog zoiets: als je kijkt naar het buitenland en ik kijk váák naar het buitenland, omdat ik het hele Buitenland compleet heb, dan schaam je als nederlander je ogen uit je kop als je ziet wat een bekrompen gruttersmaat de nederlandse zegels hebben. En het lijkt wel of ze, vooral in vergelijking met de vele Jonge Afrikaanse Staten, steeds kleiner worden, onze postzegels! Dus met een sponsje is uitgesloten. Zeker als u een sponsje met een beetje fatsoenlijke gaten hanteert, loopt u de kans uw hele postzegel daar in te zien verdwijnen, bij poging tot bevochtigen. Ik moet nu even stoppen, want Cock heeft de koffiemelk omgegooid en dan mag ik hem altijd oplikken.
Zoals ik al zei: likken moet je leren, daar zijn geen richtlijnen voor. Het beste kunt u wat met de tong voor de spiegel oefenen, omdat veel mensen zelf niet weten hoe nat hun tong wel is. Als u hem uitsteekt en er hangen hele druppels aan, haal hem dan maar weer gauw naar binnen en doe eerst iets aan uw speekselhuishouding voor u met de frankering van uw post begint. Een hap zand of een cocosmacroon zijn goede middelen om de tong de gewenste ‘vochtige droogte’ te geven. Lik bovendien met uw hoofd zo dicht mogelijk boven de enveloppe of briefkaart, of breng de enveloppe of de briefkaart zo dicht mogelijk bij uw gezicht, zodat de postzegel, eenmaal natgelikt, niet de tijd krijgt om, op weg naar het te frankeren objekt, vocht te verliezen of ‘droog te krullen’. Een met de juiste hoeveelheid speeksel bedachte postzegel kan desondanks een wijkend hoekje blijven vertonen; een puntje waar men als het ware ‘onder’ de zegel blijkt kijken. Het gevaar van zo'n ‘wippende’ zegel laat zich raden - u moet er toch niet aan denken dat, eenmaal in de bus, een vreemde brief of kaart schuins over de uwe valt, zodat uw zegel er wordt afgewipt waardoor uw schrijfsel onverbiddelijk retour afzender zal worden gezonden! Want zo streng is men op de postkantoren en dit wordt de funktionarissen tijdens hun training dan ook duidelijk en hardhandig aan het verstand gebracht: brieven, kaarten of pakjes die niet van een postzegel zijn voorzien, dienen niet, zoals vroeger wel gebeurde, na bijplakking van strafport alsnog bezorgd te worden, nee, ze moeten onherroepelijk retour naar de afzender. Dat men, door een onverantwoorde Gomkeuze, zelf schuld draagt aan veel gevallen van invalide frankering, komt blijkbaar niet in de postale hoofden der hoge heren op!
Ik koop mijn postzegels per velletje van laten wij zeggen vijftig stuks. Jazeker. Ik ga niemand het precieze aantal aan de neus hangen, want er wordt al genoeg geroddeld, hier in de straat. Waar het om gaat is dat ik mijn postzegels dus moet afscheuren. Daar komt een tweede zwakke punt der vaderlandse postzegels bij vrij: de perforatiekwaliteit. Die is namelijk abominabel! Voordat ik het juiste afscheursysteem onder de knie had (strak langs stalen lineaal) heb ik van zeker laten wij zeggen honderd zegels één of meer hoeken afgescheurd, wat niet alleen geen gezicht is, maar waardoor men bovendien de kans loopt zijn brief en kaart geweigerd te krijgen voor bezorging! Wanneer is nu de verminking volgens de dienstdoende ambtenaar dusdanig ingrijpend dat de zegel niet langer als volwaardig wordt bestempeld? Dit nu heb ik in maanden van proefposten (ik verzond lege enveloppen, jazeker) voor u allen uitgezocht. En dit zijn de resultaten: