De Zaak Van Der Laak
Den Haag, gehaktdag
Mijne Heren der Nederlandse Spoorwegen!
Mijn naam is C. van der Laak en wel hierom. Graag wil ik langs deze lijnen aansporen en min of meer een seintje geven in een zekere kwestie en wel dat dit deze, is namelijk het geval, wat mij gebeurde in 1 uwer eersteklassewagons op het tracee, voor enkele weken, van Den Haag naar Tilburg jongstleden!
Omdat ik rustig wou zitten, met alleen mijzelf om mij heen, ging ik rustig zitten in uw geheel gestoffeerde eersteklassecoupee. Dacht ik tenminste! Maar van Rust gaf al snel geen sprake meer...Ik ben namelijk één van de mensen die, als rookgenot, immers een pijp over zich hebben, welke ik behagelijk de brand injoeg, ja?
Niets aan de hand immers?
Nu besloot ik wat te gaan werken. Ik werk moet u weten altijd met de pijp, wat overzicht geeft en rustgevoelens, vooral bij het narekenen of uitwerken. Ik mag u hierbij nog even wijzen op dat ik namelijk het liefste Uitwerk, zodat u een enigszins beeld krijgt van mijn type zoals dit tenslotte met een uwer controleurs der kaartjes in bloedig gevecht verstrikkeld raakte...
‘Wat is ons Holland toch mooi’ dacht ik terwijl uw trein over de gladde ijzers suisde. Even slechts schrok ik op toen een Heer uit de Molukken door het gangpad passeerde, maar dit was waarschijnlijk slechts een kwestie van toilet.
Gerustgesteld hing ik mijn ogen opnieuw aan de in steeds dezelfde boogjes langsgolvende telegraafdraden op, bij elke tussenpaal hopend dat de draden een keer door zouden schieten, omhoog, de schaapachtige hollandse wolkenlucht in, maar men kan niet alles hebben.
Nee, ik was dik tevreden, zo met mijn pijp in uw rijke Werkcoupé. En nu aan het werk, dacht ik, want de naam zegt het immers al. Ha, wat had ik een zin om iets te gaan uitwerken! Iets pittigs maar niet al te interessants uitwerken: daar stond mijn hoofd enorm naar. Aan de slag dus! Toen schoof echter de coupédeur open en zou mijn leven totaal veranderen...
‘Mag ik uw plaatsbewijs even zien?’ klonk een norse herenstem. Of uw controleur, Jaarsma H.G., geboren 16-5-1937, Harlingen, want die was het, óók ‘Goedemorgen’ zei kan ik niet met zekerheid herinneren daar wij dit, welgevoed als mijn aard is, mogelijkerwijze tegelijkertijd zeiden, àls hij het tenminste zei, want als ik maar een deurknop hoor klikken of een schuifdeur hoor schuiven zeg ik automaties al ‘goedemorgen’, ook al zijn ze nog niet eens binnen, of Goedemiddag na twaalven en Goedenavond vanaf 's middags vier uur, dus houdt u mij dit ten goede: dat de heer Jaarsma, polisnummer 3654897231, wèl ‘goedemorgen’ heeft gewenst maar ik dit niet kon verstaan omdat ik deze beleefdheidsfrase juistertijd zelf uitsprak. Voor de loop van het verdere conflict is het al dan niet ‘goedemorgen’ van de heer Jaarsma echter niet van gewicht. Veel wezenlijker is namelijk wat de heer Jaarsma daarna zei! Want door dat ene zinnetje veranderde een rustige reis per Werkspoor in een huiveringwekkende rit aan boord ener Spooktrein...
‘U mag hier niet roken, weet u dat wel?’, klonk het bijzonder onaangenaam uit de heer Jaarsma, terwijl hij mij GEEUWEND mijn doorknipte plaatsbewijs toestak. Ik heb het niet begrepen op deze intendance, heren van de Spoorwegen! Waarom plaatsen uw controleurs dergelijke dienstdoende opmerkingen niet met een glimlach en als mensen onder elkaar? Ben ik soms minder? Heeft de Heer Jaarsma ‘Ulysses’ van Joyce dan soms helemaal gelezen? Nee Mijne Heren, net zo min als u en ik! Ik antwoordde dus, als uit één mond: ‘Nee controleur der plaatsbewijzen, dat wist ik niet.’ ‘Dan weet u het nou’, bitste de heer Jaarsma en wilde de coupé verlaten. Dit liet ik hier echter niet bij zitten! Langs uw controleur heen schietend stelde ik mij in mijn volle lengte op in de deuropening en riposteerde, geïrriteerd doordat ik nog altijd niet aan het werk was terwijl Utrecht met rasse bielzen naderde: ‘Niet Roken? En wat staat hier dan?’ En ik wees met vaste vinger op uw blauwe NS-sticker met ‘Stilte! Werkcoupé’, waarvan ik de bijgesloten, pas gisteren door mijzelf gemaakte foto bijsluit...
Dit is hem dus en hier wees ik op en ik zei: ‘Oh nee? Niet Roken? En wat heeft het Mannetje op dit officiële NS-vignet dan in zijn hoofd? Een pijp toch zeker?! En wat rook ik? Een PIJP, meneer de miezerige controleur! Ik ben dus helemaal niet in overtreding; integendeel: ik volg overdreven nauwkeurig de aanwijzingen op!’
‘Een Pijp!?’ schreeuwde uw heer Jaarsma ‘een pijp?!!! Ik zou maar eens naar de oogarts gaan, als ik u was!’ Nu kan men mij veel verwensen, heren van de Spoorwegen, en ook kan ik best tegen een grapje of stootje, maar niet dat men mij bij de oogarts wenst te belanden want wie eenmaal ‘Un Chien Andalou’ heeft gezien, van Bunuel, zoals ik, waarschijnlijk in tegenstelling tot de heer Jaarsma, die zit nooit meer op zijn gemak bij de Oogarts. Zelfs de onnozelste opticiën kan immers elk moment tevoorschijn schieten met zijn slagersmes en je kostbare oog dwars in tweeën klieven? Maar nog hield ik mij in...‘Als dat geen pijp is, wat is het dan wel?’ vroeg ik de heer Jaarsma op ijzige toon. ‘Een vinger’ zei uw controleur, ‘een vinger die ssst doet! Dat staat er trouwens boven: Stilte! Ssst dus. Werkcoupé.’