Mijn veterbroekje was kanariegeel. De van boven veel driehoekiger en van onderen veel golvender gebouwde jongens die voortdurend tussen mij en de meisjes gingen liggen of op hun handen staan, droegen allemaal zwarte veterbroekjes. Zo hoorden die broekjes ook, zwart. Natuurlijk weer die stomme moeder van me! Terwijl ik nog zo zeg Zwart Zwart, om dan een Gele te nemen!
Dus op een middag van strand thuisgekomen, kansloos verliefd, en het nog vochtige, verzande veterbroekwerkje onder de doorgenatte bovenbroek vandaan geschraapt en woest huilend weggedonderd, omdat Helmi niet met mij wou maar met Adje, die een zwarte veterzwembroek had.
Die zomer (1954) verder niet meer naar Kijkduin geweest. Maar wie kwamen daar na een jaar uit Amerika overwaaien? De nylon zwemshorts met binnenbroekje waarin kleingeldzakje! Ik dacht: dat zal schelen. Want door die pijplengte zien ze niet hoe dunnetjes mijn benen aan mijn romp vastzitten. Maar na één keer te water flodderde mijn binnenbroekje zó dat iedereen alles kon zien hangen, als ik over ze heen zou springen en ze toevallig omhoog zouden kijken.
Dat komt die vierde zwembroek, kwam zoals alle textiel toen in onze haagse kringen, bij C en A vandaan. Elke Amsterdamse, Rotterdamse of Haagse jongen met een béétje smaak, die ergens diepweg voelde dat het allemaal best ergens heel anders om zou kunnen draaien, later in zijn leven, trachtte toentertijd uit alle macht weg te komen bij C en A omdat alles wat bij C en A in de rekken hing weliswaar voordelig en stevig was, maar in volslagen onbegrip en jongenszielloos nagenaaid van de oorspronkelijke klerenversies: zo ook deze van huis uit amerikaanse zwembroek en later de geruit blokkende bardotjurken en wat C en A van de originele Roy Rogers en de JSB-spijkerbroeken durfde maken! Op hun krioelende kinderafdeling heb ik knapen van dertien, veertien jaar zien huilen als kleine kinderen wanneer zij 's zaterdagsmiddags door hun moeders in opzichtig vervalste spijkerbroeken werden gehesen. Gele, groene, ja zelfs oranje pijpomslagen met twee keer te grote ruiten durfden ze te maken; stiksels, die alleen maar rood mochten zijn, juinde C en A er in groen, blauw, wit en hardgeel doorheen; spijkers waren vaak helemaal niet of juist in overdreven hoeveelheden aan de “originele spijkerbroek” genageld en zo kan ik nog wel even doorgaan maar gelukkig begon ik toen een krantenwijk en kocht voortaan mijn eigen zwembroeken. Niet dat dit enig verschil maakte want ik had er daarna nog vier en in geen van allen droegen mijn benen mij goedkeurend weg.
Nee, zucht, ik zal doodgaan en het zal er niet hebben ingezeten. Daarom schakel ik van Opkrikken terug naar Afdekken en doe ik nu deze tot ver over mijn knieën vallende Bermuda-short en dit snelgestreepte trainingspak voor er over heen in onze badtas, want Bie staat beneden te toeteren dat we moeten.’
Koot